Een kenmerk dat het Nederlands van het Engels, Duits én Fries onderscheidt, is een [s] waar die andere talen [ks] hebben: vos, fox, Fuchs, foks. Het Germaans had een medeklinkercombi die klonk als in daags. Bij ons verdween de g-klank; elders werd hij een [k].
De tekst gaat verder onder de afbeelding.

De k is in het Friese seis veranderd in een i, maar in sekstijn (zestien) is hij behouden.
Door de Nederlandse verandering van [ks] in [s] zijn twee woorden samengevallen: wassen (schoonmaken) en wassen (groeien; denk aan volwassen en een wassende maan). Dat eerste wassen had oorspronkelijk een [k]: in het West-Germaans was het *waskan. Het wassen dat groeien betekent, hoort in het reitje van vos en zes: dat was *wahsan, waarin de h staat voor de ch-klank. In het Middelnederlands verschilden de woorden nog in hun uitspraak: *waskan was veranderd in wasschen, waarin -sch- werd uitgesproken zoals nu nog in school. Toen wasschen net als mensch en visch zijn -ch verloor, vielen wassen en wassen samen. Dat is een typisch Nederlandse ontwikkeling, want het Engels, Duits en Fries onderscheiden de twee woorden nog duidelijk:

Geef een reactie