Een kenmerk van de Romaanse talen is dat veel voorzetsels en bijwoorden zijn ontstaan als stapeling van verschillende woorden. Zo is het Spaanse en Portugese voorzetsel para (voor, om te) een combinatie van per (o.a. voor) en a (naar).
In de loop van de geschiedenis van de Romaanse talen zijn er op die manier heel wat combinaties ontstaan – soms van wel vier woorden. Een deel van die combinaties wordt niet meer als combinatie ervaren, bijvoorbeeld doordat de woorden los niet meer bestaan of doordat ze onherkenbaar zijn versmolten.
Op de twee afbeeldingen hieronder vind je een verzameling interessante gevallen. Een aantal licht ik eronder toe.


In de loop van de geschiedenis ontstaan
Op de afbeeldingen zie je uit welke Latijnse stamwoorden de voorzetsels en bijwoorden bestaan. Dat wil niet zeggen dat ze in het Latijn al samengevoegd zijn. Het Franse bijwoord dedans (erin, aan de binnenkant) is weliswaar opgebouwd uit woorden die teruggaan op de Latijnse woorden dē (van), dē en intus (binnenin), maar de combinatie dē dē intus heeft in het Latijn – geschreven of gesproken – nooit bestaan. Dedans is ontstaan in het Oudfrans: het woord enz (binnenin; spreek uit: énts [ẽnt͜s]) werd samengevoegd met de (van) en daaruit kwam denz (in; het huidige dans). Later is daar nogmaals de aan toegevoegd en ontstond het woord dedenz, dat nu als dedans geschreven wordt.
In het Latijn ontstaan
Het Franse avant (vóór) en het Italiaanse avanti (ervoor, voorwaarts) gaan wél terug op een combinatie die in het Latijn al bestond, namelijk in het Proto-Romaans – dus de gesproken voorloper van de Romaanse talen – en in het geschreven Laatlatijn: abante, een combinatie van ab (van) en ante (voor). In het Frans en Italiaans zijn later de verdere combinaties devant (vóór) en davanti (aan de voorkant) ontstaan: de plus avant en avanti.
Restjes van hic, haec, hoc
Oud is ook de combinatie in hanc hōram (tot op dit uur), waar het Italiaanse ancora (nog) en het Franse encore (nog) op teruggaan. Dat weten we onder andere doordat het aanwijzend voornaamwoord hic – waarvan hanc de vierde naamval van de vrouwelijke vorm haec is – al relatief vroeg uit het gesproken Latijn verdween en alleen bewaard bleef in vaste verbindingen. In hanc hōram moet dus zijn ontstaan in de tijd waarin het aanwijzend voornaamwoord nog volop werd gebruikt. Hetzelfde geldt voor het Spaans ahora (nu) en het Portugese agora (nu), die zijn ontstaan uit hāc hōrā (op dit uur). Uit hoc annum (dit jaar) ontstond in het Spaans hogaño (dit jaar, tegenwoordig). De Oudfranse en intussen verdwenen evenknie was ouan.
Drie woorden om met te zeggen
Een bijzonder interessant geval is het Franse woord avec (met). In veel Romaanse talen wordt een afstammeling van het Latijnse met-woord cum gebruikt, zoals It., Sp. con en Po. com. In het Frans zou cum veranderd moeten zijn in con, maar het bestaat niet. In plaats daarvan heeft zich in het Frans het woord avec ontwikkeld. De herkomst daarvan is niet geheel zeker, maar de meesten zijn het erover eens dat het is ontstaan uit de Proto-Romaanse combinatie apu-òque1, van de Latijnse woorden apud (bij), hoc (dit) en -que (en), dus letterlijk en hierbij. Bedenk dat je een huis met een tuin zou kunnen parafraseren als een huis en hierbij een tuin.
- Apu-òque werd via apòque volgens regelmatige klankontwikkelingen in het Oudfrans avuec (uitspraak: avwèk [avwɛk]), ook gespeld als avoec. Gewoonlijk veranderde de tweeklank ue in het late Oudfrans in eu [ø] (vergelijk il puet [pwɛt] > il peut [pø]), maar door de hoge gebruiksfrequentie van avuec viel de u weg en kregen we avec.
Geef een reactie