Ons werkwoord durven is een contaminatie van twee heel verschillende werkwoorden: dorren en dorven. Hoe is die verhaspeling ontstaan? Onder de afbeelding vertel ik er alles over.

In het Middelnederlands waren er twee werkwoorden die oorspronkelijk niets met elkaar te maken hadden: dorren, dat van het Proto-Germaanse *durzaną kwam, en dorven dat afstamde van *þurbaną (waarin de letter þ staat voor de th-klank van het Engelse thick).
Dorren
Dorren betekende wagen, durven en was verwant aan het Engelse to dare. Net als connen en sol(l)en (de voorlopers van kunnen en zullen) had het werkwoord in het enkelvoud van de tegenwoordige tijd de klinker a. Ook had de derde persoon geen -t, net als kan, mag en zal: ic dar, du dars, hī/sī dar. Vergelijk ook het Engelse he dare.1
De verleden tijd was ic dorste. De s was een overblijfsel van de sisklank in het Proto-Germaanse *durzaną. In de gehele vervoeging was de z/s veranderd in een r, maar in de verleden tijd was hij behouden gebleven: *durstǭ was dorste geworden. Het Engelse dare heeft tegenwoordig de verleden tijd dared, maar nog niet zo lang geleden werd ook durst gebruikt – en in bepaalde dialecten nog steeds.
Dorven
Het andere werkwoord, dorven, had in het vroege Middelnederlands de betekenissen hoeven, nodig hebben en mogen. Dorven was verwant aan het Duitse dürfen, dat oorspronkelijk dezelfde betekenissen had.2 In de betekenis hoeven werd dorven met een ontkenning of een beperking (maer, pas, alleene) gebruikt, precies als ons huidige werkwoord hoeven:
(1) Du ne darfs niet claghen. (Je hoeft niet te klagen.)
Net als dorren had dorven in het enkelvoud de klinker a en ontbrak de -t in de derde persoon: ic darf, du darfs, hī/sī darf. De verleden tijd was oorspronkelijk dorfte, maar daarnaast ontstond de variant dorste. Die -st- was afkomstig van moeste en wiste en zorgde ook voor de vormen conste naast conde (kon) en begonste naast began en begonde (begon). Die st-vormen leven nog voort in bepaalde streektalen als kos(t) en begos(t), onder andere in Noord-Brabant, Limburg en Vlaanderen.
Tweemaal dorste
Zowel dorren als dorven had dus de verleden tijd dorste. Op den duur zorgde dat voor verwarring. De werkwoorden werden al in het Middelnederlands verhaspeld: dorven begon gebruikt te worden in de betekenis van dorren. Een mooi voorbeeld daarvan is een zin uit de Rose (ca. 1300) die in twee handschriften overgeleverd is. In het ene handschrift is dorven gebruikt, in het andere dorren:
(2a) Hine darf u getrauwen niet.
(2b) Hine dar u getrauwen niet.
Beide zinnen hebben de betekenis Hij durft u niet te vertrouwen.
De vorm van dorven, de betekenis van dorren
De oorspronkelijke betekenissen van dorven bestonden aanvankelijk nog naast de geabsorbeerde betekenis van dorren. Dat laat bijvoorbeeld de volgende 17e-eeuwse zin zien:
(3) Daerom dorft ghy U niet verwonderen. (Daarom hoeft u zich niet te verwonderen.)
Uiteindelijk verloor het werkwoord zijn eigen betekenissen en bleef alleen de geabsorbeerde betekenis van dorren over. In het verouderde woord nooddruft (armoede, behoefte) is de oude betekenis nog te herkennen.
Dorren verdween geheel uit het Nederlands, maar het is bewaard gebleven in het Fries (doare, doarre) en in enkele streektalen, zoals het Gronings (duren, deuren) en het West-Vlaams (derren).
Durven anno 2021
Het huidige woord durven is dus een contaminatie van dorren en dorven. Het heeft de betekenis van dorren maar de vorm van dorven. Net als in kunnen en zullen is de klinker in een u veranderd.
In tegenstelling tot kunnen en zullen is durven regelmatig geworden: darf werd durf en de derde persoon kreeg een -t: durft. De verleden tijd dorste is bewaard gebleven in dorst, een vorm die niet zo veel meer gehoord wordt maar nog zeker niet uitgestorven is. Durfde heeft in de Vlaamse spreektaal concurrentie van dierf, een vorm die ontstaan is naar analogie van wierf en stierf. In mijn dialect komt de vorm dorf nog voor, die vermoedelijk ontstaan is uit dorfte, zoals kon van konde komt.3
Durven (te)
In het Middelnederlands ontbrak het voegwoord te bij zowel dorven als dorren, net als bij connen, sol(l)en, moeten, moghen – wat bij die werkwoorden nog altijd zo is:
(4) Ik kan/zal/moet/mag niet zingen.
In het Nederlands van Nederland ontbreekt te alleen nog in de voltooide tijden:
(5) Ik heb het niet durven doen.
In Vlaanderen komt de weglating ook in de andere tijden veel voor:
(6) Hij durft het niet zeggen.
Op die weglating wordt weleens afgegeven – met de lang als heilig beschouwde Nederlands-Nederlandse standaard voor ogen – maar in feite is ze dus oorspronkelijk.
De zinnen 2 en 3 zijn afkomstig uit Philippa e.a. (2003-2009).
- Het Engelse to dare is een werkwoord dat nog midden in een verandering zit: het kan gebruikt worden met of zonder s in de derde persoon enkelvoud (dare & dares), met of zonder ondersteuning van to do bij ontkenningen en vragen (daren’t/dare not & don’t dare) en met of zonder to:
(Ia) He dare not say it.
(Ib) He doesn’t dare to say it. - In het huidige Duits betekent dürfen vrijwel altijd mogen, maar met beperkende woorden als nur en bloß komt ook de oude betekenis nog voor:
(II) Ich darf nu mal die Kinder einige Augenblicke allein lassen, schon passiert etwas. (Ik hoef de kinderen maar heel even alleen te laten en er gebeurt al wat.)
In de afleiding bedürfen is de betekenis nodig hebben bewaard gebleven. - Verder heeft het werkwoord niets meer met kunnen en zullen te maken: die woorden hebben in mijn dialect een a (kanne en zalle) terwijl dùrve een [œ] heeft, die ontstaan is uit een o [ɔ] voor een r, zoals ook in vùrm (vorm), dùrpel (dorpel) en òrgel (orgel).
Mooi én interessant artikel. Ter info, ook in het Brabants uit de omgeving van Brussel, hoor je nog regelmatig spreken over ‘teiren’, wanneer men ‘durven’ bedoelt. Verleden tijd is dan gewoonlijk ‘tust’, zoals bijvoorbeeld in ‘Ik tust et em ni vráge’, ‘Ik durfde het hem niet vragen’.
LikeGeliked door 1 persoon
Mooi hoe zo’n vorm als ‘teiren’ uit ‘derren’ is ontstaan! Het maakt me benieuwd waar die [t] vandaan komt. Zijn er in dat dialect nog meer van die woorden die een “onverwachte” [t] hebben?
LikeLike