Typisch voor de West-Romaanse talen is de e- waar de nazaten van bijvoorbeeld het Latijnse scrībere mee beginnen: het Franse écrire, het Spaanse escribir en het Portugese escrever. Het Italiaans doet daar niet aan mee: scrivere. Sterker nog: in het Italiaans ontbreken zelfs e’s die er in het Latijn al waren: excappāre werd in het Frans échapper, in het Spaans en Portugees escapar, maar in het Italiaans scappare.
Wat is daar aan de hand? Ooit leek het Italiaans meer op zijn West-Romaanse neven, maar de taal heeft een rigoureuze schoonmaak gehouden. In dit artikel kom je te weten wat er precies is gebeurd.
Een extra klinker
In het Nederlands kunnen allerlei groepen medeklinkers beginnen met een s: staren, sprankelen, schrift, skelet, slapen, smeren, script. In het klassieke Latijn was dat ook zo. Denk aan scrībere (schrijven), stēlla (ster) en spērāre (hopen).
In het late gesproken Latijn, het Proto-Romaans, kwam daar verandering in. Een s kon alleen nog een lettergreep afsluiten, zoals in pas-ta, en kon niet meer aan het begin van een groep medeklinkers staan, zoals in scrī-be-re. Om aan die beperking te voldoen kregen worden als scrībere, stēlla en spērāre een extra klinker: een i /ɪ/. Die i zorgde ervoor dat de s mooi op het lettergreepeind kwam te staan – wat dus wél kon: is-crībere, is-tēlla en is-pērāre, net als in pas-ta. We noemen zo’n extra klinker aan het woordbegin een prosthetische klinker.
In onder andere het Frans, Spaans en Portugees veranderde die prosthetische i in de huidige e: écrire, escribir en escrever. Het Frans verloor later in veel gevallen de s, waardoor er alleen een é overbleef:

In het Spaans en Portugees is die aloude Proto-Romaanse beperking nog altijd van kracht: uitheemse woorden die met een s plus één of meer medeklinkers beginnen, krijgen nog steeds een prosthetische e. Zo wordt smartphone in het Spaans uitgesproken als esmardfón [ezmaɾˈð̞fõn].
Ontbrekende klinkers
Op het eerste gezicht lijkt het Italiaans geen prosthetische klinkers te kennen: scrivere, stella en sperare. Sterker nog: in het Italiaans ontbreken er ook beginklinkers die nooit prosthetisch zijn geweest en er in het Latijn al waren. Het Latijnse excappāre (ontsnappen) veranderde in het Frans bijvoorbeeld in échapper, in het Spaans en Portugees in escapar, maar in het Italiaans in scappare – zonder e. Zo zijn er aardig wat woorden in het Italiaans:

Alle i’s op één hoop
Het is geen toeval dat het Italiaans geen prosthetische klinkers kent en ook allerlei andere beginklinkers moet missen. In het Oudflorentijns, de voorloper van het Italiaans, waren alle blauwe Latijnse klinkers veranderd in een i: iscavare, istrumento, istasera, istimare, Ispagna, istoria, istranio en iscusare. Daardoor waren ze samengevallen met de i die tot nu toe in dit artikel heeft geschitterd door zijn afwezigheid: de eigen, Italiaanse prosthetische klinker: iscrivere1, istella en isperare. Al die i’s kwamen dus op één hoop terecht.
We vinden deze i’s niet alleen in oude teksten; ze zijn ook bewaard gebleven in vaste combinaties als per iscritto (op schrift), in Isvizzera (in Zwitserland), in istrada (op straat), per/in isbaglio (per abuis), doordat ze in die gevallen ongewenste medeklinkercombinaties voorkomen als /rskr/, /nstr/ en /nzv/: in Svizzera.
Alle i’s sneuvelen
Op een bepaald moment trad er een klankverandering in werking: alle begin-i’s waarop een s plus mederklinker volgde, verdwenen. Daardoor ging niet alleen de prosthetische i weg – waardoor het leek het alsof scrivere, stella en sperare er nooit een hadden gehad – maar verloren ook Spagna en scusare hun i, die nooit prosthetisch was geweest.
Onderstaande afbeelding vat alles samen:

- Dat was dus een ander woord dan het huidige iscrivere, dat van het Latijnse īnscrībere komt. Dat woord heeft nog altijd zijn i, doordat die betekenis droeg (op-/in-schrijven) en aangevoeld werd als variant van in-.
Geef een reactie