Wat er van worden is geworden

Ons werkwoord worden heeft een interessante geschiedenis, zowel qua vorm als qua betekenis. In dit artikel nemen we die geschiedenis onder de loep. We bekijken de betekenisontwikkeling van dit sterke werkwoord, de bijzondere vormveranderingen die het heeft doorgemaakt, en zijn verwanten binnen de West-Germaanse taalfamilie en de Romaanse.

Van keren tot worden
Worden gaat terug op de Proto-Indo-Europese wortel *wert-. Die wortel is gereconstrueerd op basis van de vele verwante woorden in de Indo-Europese talen, zoals het Russische vertét’, het Sanskritische vártate en het Latijnse vertere. Al die werkwoorden kennen de betekenissen draaien, wenden, keren.

Volgens de reguliere klankveranderingen veranderde *wert- in het Proto-Germaans in *werþ-, waarin de letter þ staat voor de th-klank van thick. Het hele werkwoord was *werþaną. Het bijzondere is dat de betekenissen draaien, wenden en keren – in het vervolg samengevat als keren – in de Germaanse talen niet zijn aangetroffen. De dochtertalen wijzen namelijk op een Proto-Germaanse betekenis worden. Hoe kan die uit de oerbetekenis keren zijn ontstaan?

De betekenis worden kun je zien als een niet-ruimtelijke tegenhanger van de ruimtelijke betekenis keren. Keren is van richting veranderen, worden is van toestand veranderen. De betekenisverandering die het Germaanse werkwoord heeft meegemaakt, zien we vaker in talen. Denk aan het Engelse to turn, dat naast keren de betekenis worden, veranderen in heeft gekregen:
(1) He turned red when he found out they’d been listening. (Hij werd rood toen hij ontdekte dat ze hadden zitten luisteren.)
(2) She turned into a frog. (Ze veranderde in een kikker.)
Ook het werkwoord virar heeft in het Braziliaans-Portugees zowel de betekenis keren als worden, en zo zijn er nog andere voorbeelden.

Achterwaarts, huiswaarts en worst
De oorspronkelijke betekenis van *wert- is niet helemáál uit het Germaans verdwenen. Het achtervoegsel -waarts, het Duitse -wärts en het Engelse -ward is een rest van de betekenis keren. Je kunt -waarts namelijk nog altijd interpreteren als gekeerd naar. Achterwaarts is dan naar achteren gekeerd en huiswaarts is naar huis gekeerd.

Een mogelijk ander relict is worst. Een worst zou je kunnen zien als iets ineengedraaids. Worst zou dan van het Proto-Indo-Europese *wr̥t(s)-tis afstammen, waarin *wr̥t– een variant is van de wortel *wert-. Die etymologie is alleen niet helemaal zeker. De mogelijkheid bestaat dat worst van de wortel *wers- komt (namelijk van de afleiding *wr̥s-tis), die dooreenmengen moet hebben betekend.

Een sterk werkwoord à la zwemmen
In het Middelnederlands werd worden anders vervoegd dan nu. Sterker nog: zelfs het werkwoord zelf was niet worden maar werden. Denk voor die e terug aan het Proto-Germaanse *werþaną. Werden was een typisch werkwoord van de klasse waartoe ook zwemmen, vechten en melken behoren. Die werkwoorden hadden in het Middelnederlands in het enkelvoud van de verleden tijd een a, tegenover een o in het meervoud: ic swam, vacht, malk en wī swommen, vochten, molken. Dat patroon had ook werden: ic wart en wī worden.

Wat dat betreft leek de vervoeging nog veel op die van de zustertalen. In onderstaand schema staan de vormen die het werkwoord in de vroege West-Germaanse talen had. (NB: Het Oudengels en het Oudfries zijn ouder dan het Middelnederlands en Middelhoogduits.)

De Proto-Germaanse þ staat voor de th-klank in het Engelse thick. De Oudengelse þ heeft die klank op het woordeind (wearþ); tussen klinkers is het de stemhebbende th-klank van the (weorþan). Dat is ook de klankwaarde van de Proto-Germaanse d (wurdum). De u werd in alle talen uitgesproken als oe.

Als het werkwoord met de reguliere ontwikkelingen mee was gegaan, was het nu werden, word(en), geworden geweest. Dan had het dus hetzelfde patroon als het hedendaagse zwemmen gehad. Een andere mogelijkheid was werden, wierd(en), geworden; dat is de afslag die de groep van helpen, sterven en werpen nam: halp, holpen werd hielp, hielpen. (Die ie kwam van verleden tijden als liet en sliep.) De vorm wierd heeft daadwerkelijk bestaan; Van Dale noemt hem archaïsch. Hij leeft voort in streektalen, waaronder het West-Brabants: ik wier, wij wiere.

Van werden naar worden
Waar komt de huidige vervoeging worden, werd(en), geworden dan vandaan? De o van de tegenwoordige tijd is ontstaan door de invloed van de w. De w had tot lang na het Middelnederlands namelijk nog dezelfde klankwaarde als de Engelse en de Surinaamse w: het was een labiovelaire [w], een klank met sterke lipronding, waarbij je de tong achter in de mond optilt naar het gehemelte, op dezelfde manier als bij de oe. Die lipronding en tongbeweging werden overgedragen op de e en dat resulteerde in de geronde achterklinker o: worden.

Door die ontwikkeling ontstond er een probleem: de nieuwe tegenwoordigetijdsstam word- viel samen met het meervoud van de verleden tijd: wij worden was dus zowel tegenwoordige als verleden tijd.

De oplossing kwam van ward. In bepaalde streken veranderde de a voor /rt/ in een e: ik ward veranderde in ik werd. Vergelijk de Middelnederlandse variant hert van het woord hart. Die enkelvoudsstam met de e breidde zich uit naar het meervoud van de verleden tijd: wij werden verving wij worden, terwijl zich gewoonlijk juist de meervoudsklinker uitbreidde naar het enkelvoud: ic vacht werd immers ik vocht, met de o van wij vochten.

In oude teksten tref je nog veel variatie aan: zowel de oorspronkelijke als de nieuwe vormen waren in gebruik, evenals varianten die ik hier niet heb genoemd. Pas in de achttiende eeuw raakte de huidige vervoeging verankerd in de standaardtaal. Uiteindelijk zijn de rollen dus omgekeerd: in het Middelnederlands was het wī werden en wī worden, en in het huidige Standaardnederlands wij worden en wij werden.

Streektalen en andere West-Germaanse standaardtalen
In bepaalde streektalen kwam er een andere oplossing voor de verwarring die in de verleden tijd dreigde te ontstaan. Zo kreeg het Oost-Brabantse worre een zwakke verleden tijd: ik worde. In mijn dialect, het Drunens, is het dus worre, worde, geworre. Een kilometer naar het westen, in Waalwijk, is de verleden tijd het eerder genoemde wier. Er zijn ook dialecten waar de o van de tegenwoordige tijd is doorveranderd naar een ö, zoals het Antwerps: wörre, wier, gewörre. Die ö vind je ook in andere woorden voor een r: körf, zörge, störm.

In andere dialecten was er helemaal geen oplossing nodig. Zo ligt het Venloos nog dicht bij de oude situatie, doordat de tegenwoordige tijd nog altijd een e-klank heeft: waere (als in blèren), woort, gewaore (als in zone). In het Maastrichts is het weur(d)e, woort, gewo(o)r(d)e.

Het is typisch dat de vervoeging van de worden-werkwoorden zich in geen enkele West-Germaanse standaardtaal heeft ontwikkeld zoals die van sterke werkwoorden die hetzelfde patroon hadden. Het Duitse werden heeft bijvoorbeeld niet de oorspronkelijke enkelvoudsklinker a in de verleden tijd, zoals helfen (ich half, wir halfen) maar de meervoudsklinker u.1 En dat niet alleen: het heeft ook de uitgang -e van zwakke werkwoorden gekregen: ich wurde (zoals ich spielte) in plaats van ich wurd (zoals ich lief, ich fand, ich flog). In het Fries is juist de enkelvoudsklinker a algemeen geworden. Op het Engels kom ik later terug.

In onderstaand schema staan de hedendaagse vormen. De vormen die onverwacht gedrag hebben vertoond, zijn wit.

De lijdende vorm en een stervend werkwoord
In het Nederlands, Duits en Fries worden worden en zijn familieleden gebruikt voor de lijdende vorm:
(3a) Ik word gezien.
(3b) Ich werde gesehen.
(3c) Ik wurd sjoen.
Het werkwoord had deze functie in de oudste taalfases van alle Germaanse talen, ook de Noord-Germaanse. Om die reden wordt aangenomen dat het gebruik van *werþaną voor de lijdende vorm al Proto-Germaans was. Worden kun je in feite letterlijk opvatten: gezien worden betekent in de toestand ‘gezien’ geraken, zoals blij worden te interpreteren is als in de toestand ‘blij’ geraken.

In het Duits wordt in de voltooide tijden een ge-loze variant van het voltooid deelwoord geworden in combinatie met het lexicale voltooid deelwoord gebruikt:
(4a) Er ist gesehen worden.
Ook in ouder Nederlands werd het lexicale voltooid deelwoord vergezeld door dat van worden. Tegenwoordig is dat gebruik zeldzaam:
(4b) Hij is gezien geworden.

Het Engelse familielid to worth wordt niet meer voor de lijdende vorm gebruikt. In het Oudengels had het die functie nog wel. Het werkwoord is nu überhaupt op sterven na dood. Het bestaat alleen nog in de vaste combinaties Woe worth the day when… (lett. Moge rampspoed de dag ten deel vallen waarop…), Well worth thee (lett. Moge het goede je ten deel vallen) en het regionale What’s worth of him? (Wat is er van hem geworden?).

De laatste keer dat de Engelse verleden tijd is aangetroffen, was het worth of worthed; het voltooid deelwoord was worth, worthed of worthen. Net als in het Nederlands waren alle klinkers dus samengevallen.

De toekomende tijd
In het Duits is werden ook het hulpwerkwoord voor de toekomende tijd geworden:
(5) Morgen werde ich Schi fahren.
Die betekenisontwikkeling vloeit voort uit de betekenis beginnen, die op zijn beurt van de betekenis ontstaan kwam. In ouder Nederlands komt de betekenis beginnen nog weleens voor. Zo vermeldt Van Dale de volgende zin:
(6) ’s Avonds, als het wordt te donkeren.
In ouder Antwerps bestond een soortgelijk gebruik van het werkwoord wörre. Cornelissen & Vervliet (1899) geven de volgende zin, waarin worden de waarde van gaan heeft:
(7) Ik geloof dat ‘et zal wörren sneeuwen.

Latijnse familie
Tot slot brengen we een bezoekje aan de familie van worden in het Latijn en de Romaanse talen. De Latijnse evenknie is vertere, dat in het klassieke Latijn uitgesproken werd als wer-tè-rè [ˈwɛrtɛrɛ]. Dat werkwoord betekende draaien, wenden, keren. Het leeft voort in het Italiaanse vertere su (betreffen; denk voor de betekenisontwikkeling aan ons het gaat om …, waarin om … gaan oorspronkelijk natuurlijk ook met draaien te maken heeft; denk ook aan het draait om …). In het Spaans en Portugees is het veranderd in verter (uitgieten, storten, plengen; denk aan het omkeren van een emmer).

Vertere zit ook in ontleende werkwoorden als converteren (lett. omkeren) en adverteren (lett. de aandacht wenden naar). De voltooiddeelwoordstam vers- zit in aversie (afkeer), versus (tegen; lett. gekeerd naar), pervers (verdorven; lett. verkeerd) en inversie (omkering, looping van een achtbaan). Van de stam vert- komen verder de zelfstandige naamwoorden vortex (draaikolk) en vertīgō (draaiduizeligheid).

  1. De vorm ward is nog te vinden in oude teksten en wordt nog weleens archaïserend gebruikt.

2 gedachten over “Wat er van worden is geworden

Voeg uw reactie toe

  1. Prachtig en interessant stuk weer. Een aanvullend voorbeeld van een niet-Indo-Europese taal wat betreft de stap van ‘draaien’ > ‘worden’ is ‘t Taiwanese werkwoord „tńg” ‘draaien’ in:
    1) Tiān-hong bē tńg. ‘De ventilator draait niet.’
    2) Thinn-khì tńg liâng. ‘‘t (Weer) wordt frisser.’

    Geliked door 1 persoon

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Maak een website of blog op WordPress.com

Omhoog ↑

%d bloggers liken dit: