Er was ooit een ie

De woorden iets, ieder, immer en iemand hebben één ding met elkaar gemeen: alle vier zijn het samenstellingen van twee woorden, waarvan het eerste woord dezelfde herkomst heeft als eeuw. In dit artikel kom je te weten hoe de vier woorden zijn ontstaan en welke familie ze in de andere West-Germaanse talen hebben.

Van *aiwō tot io
In het Proto-Germaans, de verre voorouder van de Germaanse talen, bestond het woord *aiwaz/*aiwō. Het betekende lange tijd, tijdperk en eeuwigheid. Zo’n 1500 jaar later, in het Oudnederlands, waren er door een splitsing twee verschillende nazaten ontstaan: ēwa en io. Het woord ēwa was de verwachte uitkomst van *aiwō. In het huidige Nederlands is het eeuw geworden.

De kortere variant io was als onbeklemtoonde nevenvorm ontstaan en fungeerde als bijwoord. Als zelfstandig bijwoord had io de betekenissen altijd en ooit. In het Middelnederlands veranderde het in ie (spreek uit: /iə̯/). Het is verwant aan het Duitse je (ooit) en aan het eerste stuk van het Engelse ever (ooit). Met het ontkennende partikel ne- was nie (nooit) gevormd, dat nu alleen nog in het Duits bestaat maar ooit ook een Nederlands erfwoord was.

Io werd ook gebruikt als eerste lid in samenstellingen. Het had daarin de betekenis om het even welk / wat / wanneer, oftewel welk / wat / wanneer dan ook. Die functie was te vergelijken met die van het Engelse any- en some- in samenstellingen als anyone, anything, anytime, anywhere etc. of met die van het Franse n’importe in n’importe qui, n’importe où, n’importe comment, n’importe quand etc.

Al in het West-Germaans waren onder andere de volgende vier samenstellingen gevormd, die ik hieronder citeer in hun Oudnederlandse vorm met io-:
1. iowiht
2. *iowether (gereconstrueerd)
3. iomēr
4. ioman
Onder de afbeelding bespreek ik de vier woorden in detail.

Van iowiht tot iets
Het woord iowiht (spreek uit: ieo-wiecht /io̯wixt/) was een samenstelling met wiht. Wiht betekende ding, schepsel en was de voorloper van ons huidige woord wicht, dat nu nog steeds schepsel betekent maar vaker wordt gebruikt in de betekenissen kind en meisje. Letterlijk betekende iowiht dus om het even welk ding, welk ding dan ook. In het Middelnederlands veranderde het in iewet (-wut /iə̯wət/) en later in iet (iët /iə̯t/). Ondertussen verschenen iewet en iet ook weleens met een s die ze aan het woord niets te danken hadden.1 In de Vlaamse omgangstaal wordt vanuit de dialecten tot op de dag van vandaag nog weleens het s-loze iet gebruikt. Iet is ook bewaard in ietwat.

Het Limburgse get stamt ook van iet af. De vroeg-Middelnederlandse tweeklank ie /ie̯/ veranderde in /jæ/: jet. Later werd die /j/ versterkt tot de ‘zachte g’ /ɣ/.

Verwant aan iets zijn het kwijnende Duitse icht (iets) en het al even weinig levensvatbare Engelse aught (wat dan ook).

Het Duitse etwas is niet verwant. Het stuk et- komt van het partikel ette(s)-, edde(s)-, dat alleen in samenstellingen voorkomt. Ons woord ettelijk is aan het Middelhoogduitse ettelich ontleend, dat hetzelfde partikel bevat.

Van iowether tot ieder
Het woord *iowether (waarin th voor de /ð/-klank staat die ook in het verwante Engelse wether zit) was een samenstelling van io en wether. Dat laatste woord betekende wie van beiden of welk van beide. In het Engels en Duits is het bewaard in whether (of) en entweder (ofwel). De combinatie *iowether, later *iother, betekende aanvankelijk om het even wie/welk van beide(n). Later ging het elk van beide(n) betekenen en tot slot verdween de gedachte aan beide(n), waardoor de betekenis op elk uitkwam. De vorm veranderde in het huidige ieder. Tegenwoordig zijn ieder en elk zo goed als inwisselbaar.2

Familie van ieder zijn het Duitse jeder (waarin -er later is opgevat als mannelijke uitgang, waardoor ook jede (vr.) en jedes (onz.) ontstonden) en het Engelse either. Either heeft naast de oorspronkelijke betekenis om het even wie/welk van beide(n) ook de latere betekenissen elk van beide(n) en zelfs ook (niet): I didn’t see her either.

Van iomēr tot immer
Iomēr was een samenstelling met mēr (met een lange ē), de voorloper van ons woord meer. Het betekende letterlijk zoiets als om het even wanneer vaker of het maakt niet uit wanneer nog meer, maar het werd gebruikt in de betekenis altijd en steeds. In het Middelnederlands werd de tweede lettergreep een stomme e en werd de eerste verkort tot i of e: immer en emmer.

Dezelfde verkorting trad op in het Duits, wat het verwante woord immer opleverde. Het Oudfries kende ammer en emmer.

In het latere Middelnederlands kreeg immer ook de betekenis volstrekt, die later verzwakte tot namelijk. Het woord kreeg ook nevenvorm immers, met een bijwoord-s. Later nam immers de betekenis namelijk op zich en immer behield de oudere betekenissen altijd en steeds. In het huidige Nederlands is immers nog springlevend, maar immer is ten dode opgeschreven.

Van ioman tot iemand
Een andere samenstelling met io is ioman. Het tweede deel is het woord man, dat oorspronkelijk gewoon mens betekende. Ioman betekende dus om het even welke mens en dus iemand. In het Middelnederlands kreeg de daaruit ontstane vorm ieman een paragogische t: een t die uit het niets verschijnt en geen betekenis draagt: iemant. Zo’n t zit ook in rijst (vergelijk rice, Reis) en burcht (vergelijk Tilburg, Middelburg). (Zie dit artikel voor meer informatie.) Iemant kon later ook verbogen worden, net als het verwante Duitse jemand (jemandes, jemandem, jemanden). In de verbogen vorm kreeg het een d: iemanden. Om die reden schrijven we het woord vandaag de dag met een d en niet met de oude t.

Het Duits heeft zijn eigen iemand en het Fries immen. In de streektalen bestaan ook de vormen iemen (met een stomme e /ə/), iemente, iemes en iemeste. Die s-vormen zijn ontstaan uit ie-mens.

Bijna uit het geheugen: iewers, ieverans en iegelijk
In de krochten van de woordenboeken vinden we de woorden iewers en ieverans. Beide betekenen deze zo goed als uit het collectieve geheugen verdwenen woorden ergens. Iewers is ontstaan uit een combinatie van ie, waar en een bijwoord-s. Letterlijk betekent het dus om het even waar. Iewers heeft de nevenvorm ievers, waarin de w versterkt is tot v. Die v-vorm heeft in combinatie met het woord hand en weer een bijwoord-s het woord ieverans gevormd (in feite dus ieverhands). Iewers, ievers en ieverans bestaan mutatis mutandis nog in tal van dialecten.

Al even hard aan het verdwijnen is iegelijk, dat wie dan ook betekent. Het is een samenstelling van ie en gelijk. Toen het nog gebruikt werd, werd het vaak vergezeld door een: elk en een iegelijk (d.w.z. iedereen).

Ontkenningen met ne-
Van de meeste van de besproken woorden bestaat ook een ontkennende vorm: niets (Duits nichts, Engels naught), nimmer (Duits nimmer) en niemand (Duits niemand). Al die woorden zijn gevormd met het ontkenningspartikel ne-. In het Middelnederlands stond tegenover ie (altijd, ooit) de ontkenning nie (nooit), die te vergelijken is met het Duitse nie tegenover je. Ook iewers, ievers en ieverans hebben ontkennende n-vormen – voor zover die nog levensvatbaar zijn.

  1. Deze s was een genitief-s, die het woord niets (ne+iet+s) had gekregen in combinatie met werkwoorden waarbij het lijdend voorwerp in de genitief stond: mī lust waters (ik hou van water) mī ne lust niets (ik hou nergens van). Oorspronkelijk was de ontkennende evenknie van iet dus niet.
  2. Zie het artikel van Onze Taal over de nuanceverschillen tussen ieder en elk: https://onzetaal.nl/taaladvies/ieder-elk/

Een gedachte over “Er was ooit een ie

Voeg uw reactie toe

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Maak een website of blog op WordPress.com

Omhoog ↑

%d bloggers liken dit: