In de zevende eeuw waren de West-Germaanse dialecten zo sterk van elkaar af gaan wijken dat ze onderling nauwelijks meer verstaanbaar waren. Uiteindelijk veranderden ze in het Nederlands, Fries, Duits, Engels en de vele minderheidstalen die de Germaanse wereld rijk is. In de eeuwen waarin ze uit elkaar groeiden, gingen de klanken, de woordvorming, de zinsbouw en de woordbetekenissen alle hun eigen weg. Sommige zusterwoorden zijn al die tijd dicht bij elkaar gebleven, zoals Ne. bal, Fr. bal, Du. Ball en En. ball. Andere verwantschappen zijn bijna onherkenbaar geworden.
Er zijn woordkwartetten die nog best wat op elkaar lijken, maar bij een of meerdere woorden is de betekenis aardig aan de wandel gegaan. Zo betekenen Ne. knecht, Fr. knjocht en Du. Knecht ‘dienaar’, terwijl En. knight erop vooruitgegaan is en ‘ridder’ is gaan betekenen. Andere woorden zijn qua betekenis vrij dicht bij elkaar gebleven, terwijl ze qua vorm juist ver uiteengegroeid zijn: neem Ne. taai, Fr. taai, En. tough en Duits zäh. Bij weer een derde groep zijn de verschillen op alle vlakken groot. Een voorbeeld daarvan is het kwartet Ne. dijk (aarden wal), Fr. dyk (aarden wal; weg), Du. Teich (vijver) en En. ditch (sloot; greppel); tussen die woorden zit intussen een flink hoogteverschil.
In onderstaande vier afbeeldingen vind je vijftien uit elkaar gegroeide kwartetten.



