De Romaanse talen stammen af van het Latijn, maar niet van de schrijftaal die we kennen van Vergilius, Caesar, Ovidius en Cicero. De talen vinden hun oorsprong in het gesproken Latijn, een verzameling variëteiten van het Latijn die in het Romeinse Rijk gesproken werden.

Het literaire Latijn en het gesproken Latijn waren in de periode rond Christus geen twee compleet gescheiden talen: het waren de twee uiteinden van een continuüm: aan de ene kant het veelvormige Latijn van de lagere klassen, en aan de andere kant dat van de hogere klassen, dat aan de basis lag van de conservatieve literaire taal die we het klassieke Latijn noemen. Op dat continuüm zaten ook tussenvariëteiten en er was voortdurend contact tussen hoog en laag. De Romaanse talen vinden hun oorsprong hoofdzakelijk in de taalvariëteiten van de lagere klassen, maar die zijn wel altijd beïnvloed geweest door die van de hogere klassen.
Foutjes
Van het Latijn van de lagere klassen zijn geen teksten overgeleverd. Wie kon schrijven, had namelijk kennis van het literaire Latijn en richtte zich naar die standaard, tot vele eeuwen na Christus. Hoe komen we dan iets te weten over de directe voorouder van de Romaanse talen? Soms vinden we in teksten ‘foutjes’ die ons er wat over vertellen. Dan treffen we bijvoorbeeld een afwijkende naamvalsvorm aan (cum filios i.p.v. cum filiis ‘met de zonen’; vgl. Sp. con los hijos), anders gespelde klinkers (menos i.p.v. minus; vgl. Sp. menos), of een werkwoordstijd met een afwijkende betekenis (imperasset ‘beval’ i.p.v. ‘had bevolen’; vgl. Sp. imperase). Wat dat betreft hebben we veel aan inscripties.
Zulke aanwijzingen zijn waardevol, maar om echt een goed beeld te krijgen van het Latijn dat aan de basis van de Romaanse talen lag, hebben taalwetenschappers een reconstructie gemaakt. We noemen deze gereconstrueerde voorouder van de Romaanse talen het Proto-Romaans. Bij het reconstrueren worden de dochtertalen vergeleken. Er wordt teruggerekend naar een gemeenschappelijk beginpunt en zo ontstaat een beeld van de klanken, de grammatica en de woordenschat van de voorouder.
Vandaag kijken we naar de Proto-Romaanse woordenschat en dat doen we aan de hand van vier thema-afbeeldingen.
Woordenschat
De woorden van de straat
Qua woordenschat zijn er duidelijke verschillen tussen het klassieke Latijn en het Proto-Romaans. Van veel huis-, tuin- en keukenwoorden die in de literaire taal alomtegenwoordig waren, is geen spoor aangetroffen in de Romaanse talen: woorden als cutis ‘huid’, equus ‘paard’, ōs ‘mond’ en vir ‘man’ zijn geheel verdwenen.1 Door terug te rekenen vanuit de Romaanse talen kunnen we te weten komen door welke woorden ze vervangen zijn.
Van hut naar huis
Soms zijn het woorden die ook in het klassieke Latijn bestonden, maar die daarin een andere betekenis hadden. Neem casa: in de cultuurtaal betekende dat woord ‘hut’ of ‘barak’, maar de Romaanse talen vertellen ons dat het in de omgangstaal het woord voor ‘huis’ geweest moet zijn.
Domus, het klassieke woord voor ‘huis’, is in de meeste talen spoorloos verdwenen. Het Italiaanse duomo en het Siciliaanse domu betekenen nu ‘kathedraal’ – oftewel ‘huis Gods’. Alleen op het geïsoleerde Sardinië heeft domu/domo nog zijn oorspronkelijke betekenis. (Over het bijzondere Sardijns, de diepvries van de Romaanse talen, schrijf ik binnenkort een artikel.)
In sommige gevallen bestaat het woord dat we uit het klassieke Latijn kennen, nog wél in zijn oorspronkelijke betekenis in de Romaanse talen, zij het in een heel klein aantal. Zo is scīre ‘weten’ (waar het woord science vandaan komt) uit zo goed als alle talen verdwenen, maar in het Roemeens en het Sardijns is het bewaard gebleven: respectievelijk a ști en ischire. Dat onderstreept het feit dat het gesproken Latijn geen homogeen blok was.
In de andere talen is scīre vervangen door *sapēre (klassiek Latijn: sápere), dat een betekenisontwikkeling doormaakte van ‘een fijn onderscheidende smaak hebben’ via ‘wijs zijn’ tot ‘weten’; een nazaat is het Franse savoir. De naam van onze eigen diersoort, homo sapiens ‘de wijze mens’ is dus niet op de oorspronkelijke betekenis van sapere gebaseerd – dan zouden we ‘de smaak hebbende mens’ zijn geweest, en wie op een zomerdag door een winkelstraat loopt weet dat dat niet waar kan zijn.
Aanmeren
In andere gevallen hebben we te maken met een woord dat in de literaire taal helemaal niet bestond. Een voorbeeld daarvan is de voorganger van Fr. arriver, It. arrivare, Sp. arribar en Po. arribar ‘aankomen’. In zo’n geval zijn we aangewezen op een reconstructie.
Maken we een reconstructie van de voorganger van dit viertal woorden, dan komen we uit op *arrīpāre. Daarin zit het wél aangetroffen woord rīpa – dat we in de Romaanse talen terugvinden als Fr. rive, It. riva, Sp. riba en Po. riba – en dat betekende ‘oever’. *Ar- komt van ad ‘aan’ of ‘naar’, dus *arrīpāre moet oorspronkelijk ‘aanoeveren’ oftewel ‘aanmeren’ hebben betekend voordat het betekenisverruiming onderging en het woord voor ‘aankomen’ werd.
Twintig vervangers
Hieronder vind je vier afbeeldingen met twintig Proto-Romaanse huis-, tuin- en keukenwoorden en hun nazaten in de vier grote Romaanse talen.
Enkele opmerkingen vooraf:
– Woorden met een asterisk (*) zijn gereconstrueerd.
– Bij woorden die daadwerkelijk aangetroffen zijn, laat ik de asterisk weg en citeer ik het woord in zijn schrijftaalvorm, dus bijvoorbeeld focus i.p.v. het officeel gereconstrueerde *focu.
– Ik geef steeds eerst de betekenis die in teksten is aangetroffen. De pijlen (→) tussen de cursieve betekenissen geven de Proto-Romaanse ontwikkeling aan die leidde tot de betekenis die we in de Romaanse talen vinden.
– Bij elke woordboom staat het klassieke woord vermeld dat het in de meeste gevallen niet overleefde in de omgangstaal; het wordt van het Proto-Romaanse woord onderscheiden met een dubbele pijl (⬄).
– Het Proto-Romaans was een verzameling variëteiten en geen homogene taal: in sommige gebieden werden woorden gebruikt die in andere gebieden niet of met een andere betekenis in gebruik waren; vergelijk Fr. acheter met comprar(e) in de drie andere talen.




- En de Franse bijvoeglijke naamwoorden équestre, oral en viril dan? Die komen toch wél van equus, ōs en vir? Ja, maar daar heeft het Frans valsgespeeld: het heeft die woorden pas eeuwen later uit de Latijnse schrijftaal ontleend: het heeft gewoon equestris, ōrālis en virīlis gekopieerd en er de uitgang af gehaald. Onder andere de volle klinkers verraden dat: de Latijnse korte i van de eerste lettergreep van virīlis had bijvoorbeeld in een e moeten veranderen en tot slot moeten verdwijnen, net als in vēracem > vrai ‘waar’. Woorden als het Franse viril noemen we daarom cultismo’s: ze zijn ontleend uit de cultuurtaal. Als de drie woorden in kwestie erfwoorden waren geweest, die dus rechtstreeks uit het gesproken Latijn waren gekomen, dan hadden we *éguêtre, *oural en *vril gehad.
Prachtige site, met heel duidelijke uitleg! Zijn er eigenlijk boeken (of websites) over wat Romeinse schrijvers zelf over het Latijn hebben geschreven?
LikeGeliked door 1 persoon
Hartelijk dank voor wat u over mijn site zegt!
De Romeinen hebben heel wat over hun taal geschreven, maar ik weet niet waar daar een overzicht van te vinden is. Wel weet ik dat in het boek Vox Latin van W. Sydney Allen heel wat citaten van Romeinen staan die iets over de uitspraak van het Latijn hebben gezegd. In veel gevallen komen die citaten uit werken over die over de taal gaan, dus aan de hand daarvan zou meer te vinden moeten zijn. Vox Latina is sowieso een aanrader: het is tot op de dag van vandaag het standaardwerk over de gereconstrueerde Latijnse uitspraak.
LikeLike