Ons woord stier heeft dezelfde oorsprong als het Spaanse toro. Ook smelten en het Engelse to melt gaan terug op hetzelfde woord, net als strot en throat. Wat hebben die drie woordparen gemeen? Een van de twee woorden heeft steeds een s- die in het andere ontbreekt. Over die wisselvallige s- gaat dit artikel.
Reconstructie
De Germaanse taalfamilie gaat net als de Romaanse, de Slavische en nog vele andere terug op het Proto-Indo-Europees, een taal die zo’n vijfduizend jaar geleden waarschijnlijk in Oost-Europa gesproken werd. Van het Proto-Indo-Europees hebben we geen bronnen. Het is een gereconstrueerde oertaal.
De reconstructie is gemaakt op basis van de vele dochtertalen. Door die met elkaar te vergelijken hebben taalwetenschappers een beeld gekregen van de gemeenschappelijke voorouder. Over de details zijn de onderzoekers het niet altijd met elkaar eens, en er zijn nog genoeg vragen onbeantwoord voor heel wat jaren onderzoek.
Een van de dingen waar taalkundigen zich het hoofd over gebroken hebben, is de s-mobile. Dat is een /s/ die in het ene Indo-Europese dochterwoord wel opduikt en in het andere niet: stier tegenover toro. Gaan die woorden terug op een oerwoord dat met een /s/ begon of niet?
Met of zonder /s/?
Stieren met een /s/
Door het woord stier met zijn evenknieën in de andere Germaanse talen te vergelijken, zoals het Engelse steer, het IJslandse stjór en het Gotische stiur, hebben taalkundigen de Proto-Germaanse voorouder *steuraz gereconstrueerd (ongeveer uitgesproken als /steeuw-raz/). Het Proto-Germaans had dus een /st/-woord.
Dat Germaanse oerwoord is verwant aan onder andere het Perzische sotur ‘lastdier’ en het Sanskritische sthūra ‘stier’, woorden die beide teruggaan op het Proto-Indo-Iraanse *stáwras. Ook die telg uit de familie begon dus met /st/.
Vergelijk je *steuraz, *stáwras en hun evenknieën uit andere Indo-Europese taalfamilies met elkaar, dan zou je op de oervorm *sth2éwros uit kunnen komen. (De h2 staat voor een keelmedeklinker.) Maar aan die /st/-vorm kleeft een probleem.
Stieren zonder /s/
Tegenover de stierwoorden die met /st/ beginnen, staat in andere Indo-Europese dochtertalen namelijk een heel aantal stierwoorden zonder een /s/.
Neem de Romaanse woorden, waaronder het Spaanse toro, het Portuguese touro en het Roemeense taur. Die gaan terug op het Latijnse taurus zonder /s/. Ook het Oudgriekse ταῦρος (taûros) is /s/-loos, net als het Litouwse taũras ‘oeros’.
Taalwetenschappers gaan uit van een gemeenschappelijke oorsprong van de /st/-groep en de /t/-groep, maar bij de reconstructie staan ze voor een probleem: is het oerwoord *sth2éwros of *th2éwros?
Germaanse duo’s
Twee Germaanse stieren
Je zou kunnen denken dat de /s/ in sommige taalfamilies gewoon verdwenen is: in de Germaanse familie heeft het stierwoord zijn /s/ nog, maar het Latijn zou hem al voor de overlevering zijn verloren.
Die vlieger gaat niet op. Ik heb namelijk wat verzwegen: er is ook een Germaanse groep stierwoorden zónder s-: het IJslandse þjór (dus naast stjór), het Zweedse tjur, het Noorse tjor, het Deense tyr en zelfs de Limburgse vormen deur en duur. Reconstrueren we hun gemeenschappelijke voorouder, dan krijgen we *þeuraz (uitgesproken als /theeuw-raz/ met de Engelse th-klank).
De letter þ De letter þ heet thorn en staat voor een /th/-klank, fonetisch geschreven als [θ]. Hij wordt gebruikt in Germaanse reconstructies, in het IJslands en in het Oudengels. In het IJslands en Engels bleef de Germaanse /th/-klank: *þunnuz en *þrīz werden bijvoorbeeld þunnur en þrír in het IJslands en thin en three in het Engels. In het late Oudnederlands werd het een /d/: dun en drie. Dat verklaart waarom *þeuraz in het Limburgs de stierwoorden deur en duur opleverde. In de Scandinavische talen van het vasteland werd de /th/-klank een /t/, net als in het Fries: dun en drie zijn in het Fries tin en trije, en het stierwoord *þeuraz werd in Scandinavië tjur, tjor en tyr.
Twee Proto-Indo-Europese stieren
Het Proto-Germaans moet dus niet één maar twee stierwoorden hebben gehad: *steuraz en *þeuraz. Hoe komt het dat het *þeuraz is en niet gewoon *teuraz zonder /s/?
De /th/-klank van *þeuraz is de regelmatige Germaanse uitkomst van een Proto-Indo-Europese /t/. De combinatie /st/ bleef gewoon /st/, maar de Proto-Indo-Europese ‘kale’ /t/ werd op weg naar het Germaans een /th/-wrijfklank. Het Latijnse tenuis ‘dun’ is bijvoorbeeld een evenknie van het Germaanse *þunnuz, de voorouder van ‘dun’, en het woord trēs ‘drie’ is verwant aan *þrīz, de voorouder van ‘drie’.
Als de /s/ pas in het Germaans was weggevallen, zou naast *steuraz gewoon de vorm *teuraz ontstaan zijn: *steuraz min /s/. Dat het Germaans in plaats daarvan de vorm *þeuraz heeft, betekent dat de /s/ al vóór het Germaans moet zijn weggevallen. Alleen dan kon de /t/ immers meedoen met de verandering die van een Proto-Indo-Europese /t/ de wrijfklank /th/ maakte.
Dat betekent dat het Germaans beide vormen van het Proto-Indo-Europees geërfd heeft. Het Proto-Indo-Europees kende zelf dus allebei de varianten al: *sth2éwros én *th2éwros. Dat is geen toeval: er is bewijs voor nog meer van zulke gevallen.
Smelten en to melt, strot en throat
Het dubbele stierwoord staat niet alleen. Het Germaans heeft namelijk nog meer variantenduo’s van zijn voorouder meegekregen.
Dat wij smelten zeggen en Engelstaligen to melt, laat bijvoorbeeld zien dat het Proto-Germaans zowel *smeltaną als *meltaną gekend moet hebben. De /s/-loze vorm heeft familie in het Oudgrieks: μέλδομαι (méldomai).
Ook ons woord strot en het Engelse throat zijn verwant. Ze gaan terug op het Proto-Germaanse duo *strutō en *þrutō. De twee varianten hebben in het Oudfries zelfs nog lang naast elkaar bestaan: die taal had strotbolla naast throtbolla ‘adamsappel’ (letterlijk ‘strotbal’). Ook dat duo met /st/ tegenover /th/ toont aan dat het om een erfenis uit het Proto-Indo-Europees gaat.
De oorsprong
Tot nu toe hebben we gezien dat er woorden zijn die in sommige Indo-Europese talen wel een /s/ en in andere geen /s/ hebben. Er zijn zelfs gevallen van woordduo’s met en zonder /s/ in één en dezelfde taal. Dat alles vertelt ons dat die woorden in het Proto-Indo-Europees al een optionele /s/ hadden.
In de taalwetenschap heet die optionele /s/ de s-mobile, oftewel de ‘mobiele s’. De oorsprong van de s-mobile is niet met zekerheid bekend. Eén van de theorieën over de herkomst bespreek ik hier.
Een gestolen /s/
Leggen we alle woorden met een s-mobile naast elkaar, dan blijkt dat op de /s/ altijd minimaal één medeklinker volgt, bijvoorbeeld (s)tr-, (s)k- en (s)pl-. De /s/ was dus altijd onderdeel van een cluster van medeklinkers.
In het Proto-Indo-Europees eindigden veel naamvalsvormen op een /s/. Neem de eerste naamval van het stierwoord zelf: *(s)th2éwros. Het kwam daardoor veel voor dat er aan een /s/-cluster een slot-/s/ van het vorige woord voorafging. Zo ontstond een dubbele /ss/. De theorie in kwestie zegt dat zo’n dubbele /ss/ vervolgens vereenvoudigd werd tot één /s/. Die bleef dan bij het eerste woord horen en zo verloor het tweede woord zijn begin-/s/.
Voor de helderheid illustreer ik dat met een Nederlands voorbeeld. Neem de volgende zin:
(1a) Het ijs smelt.
Je kunt deze zin uitspreken met een dubbele /ss/, maar gewoonlijk zul je het volgende zeggen:
(1b) Het ijsmelt.
Hetzelfde kunnen de sprekers van het Proto-Indo-Europees gedaan hebben. Wat volgens de theorie dan gebeurde – en dat verschilt van wat wij nu doen – is dat enige /s/ die overbleef, opgevat kon worden als behorend bij het eerste woord:
(1c) Het ijsmelt > Het ijs _melt.
Het voorafgaande woord stal de /s/ dus, zou je kunnen zeggen.
Op die manier zou naast de verre voorouder van smelten dus die van to melt zijn ontstaan. Doordat er ook talloze zinnen werden uitgesproken waarin het woord voor smelten niet werd voorafgegaan door een andere /s/, kreeg het Proto-Indo-Europees zowel een /s/-variant als een /s/-loze variant.
Overbodig
Door de eeuwen heen is in de meeste gevallen een van de twee varianten verdwenen. Het waren immers synoniemen, dus een van de twee kon overbodig worden. Het Nederlands behield bijvoorbeeld alleen smelten en het Engels alleen to melt.1 Die verdwijning vond pas plaats toen deze twee Germaanse dochterthalen elk hun eigen weg waren gegaan.
In veel andere gevallen is een van de twee s-mobile-synoniemen al heel vroeg verdwenen. Zo heeft het Latijn alleen taurus. Er is geen spoor van de vorm *staurus. Daartegenover staat het duo spūma en foam. Het Latijn kende alleen een /sp/-vorm, terwijl het Engelse foam van het Germaanse *faimaz komt, waarin de Proto-Indo-Europese /p/ in een wrijfklank is veranderd, net als de /t/ van eerder. De variant *spaimaz is waarschijnlijk vóór of in het Germaans al gesneuveld, want het heeft in geen één taal een nazaat.
Herenigde duo’s
Heel soms heeft een taal een verloren duo teruggekregen – niet doordat een van de twee woorden opstond uit de dood, maar door ontlening.
Short en curt
Neem het Engelse woord short. Dat gaat terug op het Proto-Germaanse *skurtaz. Het Noors en het IJslands hebben een evenknie, respectievelijk skort en skortur, maar in het Nederlands en Duits hebben de verwante woorden het niet overleefd. Hadden ze nog bestaan, dan hadden ze *schort en *schurz geluid. Vergelijk voor de sch- ons woord schieten met het Engelse to shoot en het IJslandse *skjóta.
Naast het Engelse short staat het woord curt, dat ook ‘kort’ betekent. Het is de evenknie van kort en kurz. Die woorden komen alleen niet van een Proto-Germaanse /s/-loze variant van *skurtaz. Ze zijn ontleend aan het Latijnse curtus, dat in het Frans court werd en in het Spaans en Italiaans corto. Het Germaans had dus alleen de /sk/-vorm nog, maar dankzij het Latijn is het herenigd met een nazaat van de verwante /k/-vorm.
Schort en Schurz Het bijvoeglijke naamwoorden *schort is nooit aangetroffen, en het Duitse scurz (de voorloper van een hypothetisch hedendaagse *schurz) is na het Oudhoogduits verdwenen. Het Nederlands en Duits kennen wel de zelfstandige naamwoorden schort en Schurz. Waarschijnlijk zijn dat afleidingen van de verdwenen bijvoeglijke naamwoorden. Nu betekenen ze 'voorschoot', maar oorspronkelijk moeten ze dan de betekenis 'kortgesneden kledingstuk' hebben gehad.
Schrijven en rijven
Een ander halfontleend duo is schrijven en rijven. Dat laatste is het erfwoord. Het is vooral in Zuid-Nederland en Vlaanderen bekend als sterk werkwoord met de betekenis ‘harken’. Als mijn opa de tuin geharkt had, dan had hij den hof gereven.
Rijven is een erfwoord. Het komt rechtstreeks van het Proto-Germaanse *hrībaną ‘krassen; scheuren’. Zoals uit de Proto-Indo-Europese /t/ de wrijfklank /th/ van *þeuraz was ontstaan, en uit de /p/ de wrijfklank /f/ van *faimaz, zo was uit de /k/ van *(s)kreybʰ- de wrijfklank /ch/ van *hrībaną ontstaan, hier genoteerd met een <h>. In het Oudnederlands was dat een /h/-klank geworden en uiteindelijk bleef alleen de /r/ over.
Het Germaans kende geen eigen variant met /sk/ meer en dus mét de s-mobile. Het Latijn had daarentegen alleen de /sk/-variant: scrībere, de voorganger van het Franse écrire (voorheen escrire), het Italiaans scrivere en het Spaanse escribir. Uit de betekenis ‘krassen’ was vóór het Latijn al ‘inkrassen’ ontstaan en tot slot ‘schrijven’.
Toen de Germanen de manier van schrijven van de Romeinen overnamen, gingen ze ook het Latijnse woord daarvoor gebruiken. Scrībere werd ontleend als *skrībaną en werd bij ons in het West-Germaans zelfs sterk gemaakt: schrijven ~ schreef ~ geschreven.2
To write In het Engels heeft de nazaat van *skrībaną niet meer de betekenis 'schrijven': to shrive ~ shrove ~ shriven betekent onder andere 'boetedoening voorschrijven' in de context van het christelijke geloof. Het Engels gebruikt voor het schrijven een Germaans erfwoord: to write. Dat komt van *wrītaną, dat oorspronkelijk 'inkrassen' betekende. De Nederlandse evenknie wrijten leidt een kwijnend bestaan. Voor zover het nog gebruikt wordt, betekent het 'twisten'. Via 'schuren' en 'schaven' moet het 'zich verzetten' en uiteindelijk 'twisten' zijn gaan betekenen.
Instinker
We sluiten af met een instinker. Niet alle woorden die in de ene taal met een /s/ beginnen en in de andere taal niet, hebben namelijk een /s/-mobile gehad.
Het Nederlandse sneeuw staat bijvoorbeeld tegenover het Latijnse nix (vierde naamval nivem). Beide gaan ze terug op de Proto-Indo-Europese woorstam *snéygʷʰ-. Dat begint met het cluster /sn/ en dus niet met een s-mobile. Hoe weten we dat? De /s/ ontbreekt alleen in talen waarin de /s/ in alle /sn/-clusters is gesneuveld volgens een vaste regel. Het Latijn heeft bijvoorbeeld geen één woord dat met /sn/ begint: alle Proto-Indo-Europese gevallen van /sn/ zijn veranderd in /n/. Nix moet zijn /s/ dus pas op weg naar het Latijn zijn kwijtgeraakt. Om die reden noteren we voor het oerwoord *snéygʷʰ-, niet *(s)néygʷʰ-.
- Het Engelse to smelt is een leenwoord uit het Nederlands. Zie afbeelding 2 hieronder.
- In het Oudnoords, de voorloper van de Scandinavische talen, was het werkwoord zwak, maar in alle talen behalve het IJslands is het sterk geworden, waarschijnlijk door de invloed van het Nedersaksisch, waar de continentale Noord-Germaanse talen veel invloed van hebben ondergaan.
Onderstaande vier afbeeldingen laten de nazaten van vier s-mobile-woorden zien.




Ik vraag me even af of de s-mobile vergelijkbaar is met de n-mobile als in ‘een nadder -> ‘een adder’, of het Italiaanse ‘un narancia’ -> ‘un arancia’.
Overigens is ‘schrijven’ in het Noorse bokmål ook sterk: å skrive – skrev – skrevet. Het Nynorsk heeft wel de neiging om sterke werkwoorden zwak te maken.
LikeGeliked door 1 persoon
Als de theorie die ik uiteengezet heb, de juiste is, is de s-mobile daar inderdaad mee te vergelijken. In beide gevallen treedt heranalyse op: medeklinker 1 en 2 worden gereduceerd tot 1 en opgevat als behorend bij het eerste woord van de twee.
En bedankt voor de verbetering. Ik had gelezen dat het werkwoord in het Oudnoords zwak was en heb dat onwetend doorgetrokken naar de hedendaagse Noord-Germaanse talen.
LikeLike
Interessant stuk! Ik moest denken aan het werkwoord schorten, het schort ons aan… Daarin komt de oorspronkelijke kort-vorm ook voor toch?
LikeGeliked door 1 persoon
Dank je wel! En nu je het zegt: ‘schorten’ blijkt inderdaad een afleiding van dat oorspronkelijke kort-woord. Het is zelfs een oude Germaanse afleiding: *skurtēną.
LikeLike