Ei is een van de weinige woorden die een meervoud op -eren hebben. Waar komt die bijzondere meervoudsuitgang vandaan? In dit artikel kijken we naar zijn herkomst en naar de meervoudsvormen in de andere West-Germaanse talen - waaronder de streektalen van Nederland en België. Een kleine onzijdige groepHet aantal woorden dat in het Standaardnederlands een... Lees verder →
De geboorte van ‘het’
Het Nederlandse en Friese de, het Duitse der, die en het Engelse the zijn duidelijk familie, maar de onzijdige lidwoorden lijken heel wat minder op elkaar: het (Nederlands), it (Fries) en das (Duits). Waar komen die verschillen vandaan? Al deze Germaanse lidwoorden zijn ontstaan uit aanwijzende voornaamwoorden, maar de onzijdige vormen het, it en das... Lees verder →
Onherkenbaar Latijn
Gaat het over Latijnse leenwoorden in het Nederlands, dan ligt het voor de hand om aan woorden te denken als museum, professor en agenda. Die leenwoorden zijn via de schrijftaal in het Nederlands terechtgekomen en zien er nog Latijns uit. Tegenover zulke gevallen staat een groep woorden die al heel vroeg aan het gesproken Latijn... Lees verder →
Een stal vol paardenwoorden
In de West-Germaanse talen hebben we aardig wat woorden voor paarden. Een deel daarvan komt rechtstreeks uit het Germaans, maar het meestgebruikte woord is uitgerekend afkomstig van het Latijn: paard. Vandaag bekijken we de woorden van dichtbij, met speciale aandacht voor henchman en maarschalk, die zijn afgeleid van paardwoorden en een interessante betekenisontwikkeling hebben doorgemaakt.... Lees verder →
Hebben, haben, to have en avoir, avere, haber
De Germaanse werkwoorden hebben, haben en to have lijken verdacht veel op de Romaanse werkwoorden avoir, avere en haber. Bovendien betekenen ze hetzelfde en worden ze allemaal gebruikt voor de voltooide werkwoordstijden: ik heb gegeten; j'ai mangé. Het kan niet anders of ze zijn verwant. Toch? Nee, dat zijn ze niet. Het is puur toeval... Lees verder →