Hempje, kump en zwaarder

In de standaardtaal is een klein hemd een hemdje, maar in het gesproken Nederlands hoor je vaak hempje. Op het eerste oog is dat een vreemde vorm: verkleinwoorden die eindigen op -pje verwacht je bij woorden als boom maar niet bij hemd, dat op een [t]-klank eindigt. Waar komt de [p] van hempje vandaan? Voor... Lees verder →

Ik-woorden: deel 2 – het Romaans

Het Franse je, het Italiaanse io, het Spaanse yo en het Portugese eu komen alle vier van het Latijnse woord egō 'ik'. In tegenstelling tot viertallen als cheval, cavallo, caballo en cavalo lijken de ik-woorden nauwelijks op elkaar, en waar je in het paardenkwartet nog duidelijk het Latijnse caballum ziet, heeft het ik-kwartet een stuk... Lees verder →

Ik-woorden: deel 1 – het West-Germaans

Dat ons woord ik verwant is aan het Engelse I en het Duitse ich, zal niemand verbazen. Er zijn ook overeenkomsten te zien met wat verdere familieleden, zoals het Noorse eg en het IJslandse ég. Stappen we de grens over naar het domein van de Romaanse talen, dan lijken we met heel andere woorden te... Lees verder →

Emmer: amphora en één-baar gekruist

Het ding dat we een emmer noemen, komt van het Latijnse amphora 'grote kruik'. Het zou nu eigenlijk *ammer hebben geheten, ware het niet dat onze verre voorouders hun fantasie erop hebben losgelaten. Hoe dat zit, vertel ik in dit artikel. Amphora en ampulHet Latijnse ámphora komt van het Oudgriekse ἀμφορεύς (amphoreús), een ingekorte vorm... Lees verder →

Maak een website of blog op WordPress.com

Omhoog ↑