Typisch voor de West-Romaanse talen is de e- waar de nazaten van bijvoorbeeld het Latijnse scrībere mee beginnen: het Franse écrire, het Spaanse escribir en het Portugese escrever. Het Italiaans doet daar niet aan mee: scrivere. Sterker nog: in het Italiaans ontbreken zelfs e's die er in het Latijn al waren: excappāre werd in het... Lees verder →
Huit, huile en huître
Het Franse woord huit (acht) komt net als het Spaans ocho, het Italiaanse otto en het Portugese oito van het Latijnse octō. Wat direct opvalt, is dat het Franse woord als enige met een h begint. Hoe komt huit aan die h? Medeklinkers uit vervlogen tijdenIn het Frans worden allerlei etymologische medeklinkers gespeld: medeklinkers die... Lees verder →
Woorden stapelen
Een kenmerk van de Romaanse talen is dat veel voorzetsels en bijwoorden zijn ontstaan als stapeling van verschillende woorden. Zo is het Spaanse en Portugese voorzetsel para (voor, om te) een combinatie van per (o.a. voor) en a (naar). In de loop van de geschiedenis van de Romaanse talen zijn er op die manier heel... Lees verder →
Onherkenbaar Latijn
Gaat het over Latijnse leenwoorden in het Nederlands, dan ligt het voor de hand om aan woorden te denken als museum, professor en agenda. Die leenwoorden zijn via de schrijftaal in het Nederlands terechtgekomen en zien er nog Latijns uit. Tegenover zulke gevallen staat een groep woorden die al heel vroeg aan het gesproken Latijn... Lees verder →
Van trāns tot très
In sommige opzichten is het Frans een uitzondering onder de Romaanse talen. Neem het bijwoord van graad dat wij vertalen met zeer, heel of erg. De grote Romaanse talen gebruiken doorgaans het woord dat afstamt van het Latijnse multum (of multō), een bijwoordelijke vorm van multus (veel): heel goed is molto bene (Italiaans), muy bien... Lees verder →
Krocht, grot en crypte
Het Latijnse woord crypta is drie keer in onze taal terechtgekomen. De eerste keer werd het krocht, de tweede keer grot en de laatste keer crypt(e). Zulke woorden, die van hetzelfde woord afstammen maar elk een andere vorm hebben, heten doubletten. Hoe komt het dat crypte, grot en krocht zo sterk van elkaar verschillen? Dat... Lees verder →
Much en mucho
Het Engelse much en het Spaanse mucho lijken veel op elkaar, maar hebben etymologisch niets met elkaar te maken. Dergelijke woorden heten valse cognaten. Echte cognaten hebben dezelfde voorouder. Je kunt ze vergelijken met broers en zussen of neven en nichten, in tegenstelling tot de valse cognaten, die op elkaar lijken zoals er ook mensen... Lees verder →
Het oudste Frans
Hoe klonk het oudste Frans dat op papier is gezet? Samen met dr. Peter-Alexander Kerkhof, expert in onder andere het Oudfrans, heb ik een reconstructie gemaakt van de uitspraak van de oudste Franse tekst die is overgeleverd: de Eed van Straatsburg. Beluister de reconstructie in deze video. Onder de video geef ik een toelichting. https://youtu.be/hj14HliUHOQ... Lees verder →
Van potēre tot pouvoir
Het Franse werkwoord pouvoir komt van het Latijnse woord potēre. (Dat potēre verving het Klassiek-Latijnse woord posse.) Op weg naar het hedendaagse Frans is potēre bijna onherkenbaar veranderd: de t is verdwenen, er is een v verschenen en de lange ē zien we terug als de tweeklank oi. Hoe is die ontwikkeling gegaan? Je hoort... Lees verder →
Verdadero: waarhedelijk
Van een bijvoeglijk naamwoord kun je een zelfstandig naamwoord maken: waar → waarheid Maar stel nu dat je van waarheid weer een bijvoeglijk naamwoord maakt: waarhedelijk - dat gewoon waar betekent. Dan ben je weer helemaal terug bij af. In de Romaanse talen is dat weleens gebeurd. Klik op de afbeeldingen om ze te vergroten:... Lees verder →