Het verhaal van de Franse x

Pak er een Franse tekst bij en je ziet dat talloze woorden eindigen op een x. Een heel stel meervoudsvormen maak je bijvoorbeeld met een x, zoals cheveu ~ cheveux (‘haar ~ haren’) en chou ~ choux (‘kool ~ kolen’), terwijl de meeste woorden in het meervoud een s krijgen, zoals homme ~ hommes (‘man~ mannen’). Maar er zijn er ook die ook in het enkelvoud al een x hebben, zoals voix (‘stem’). En dan heb je nog gevallen als faux (‘vals’), deux (‘twee’), tu peux (‘je kunt’) en mieux (‘beter’). In geen van die woorden spreek je de x uit, terwijl die letter in het Nederlands als /ks/ klinkt – net als in veel andere talen, waaronder het Latijn, de voorouder van het Frans.

Waar komt die stille Franse x vandaan? In de infographic hieronder vertel ik het hele verhaal – of beter gezegd: de twee hele verhalen. Klik op de afbeelding om alles te lezen over middeleeuwse afkortingen en Latijnse versieringen.

Onder de afbeelding kun je een geluidsfragment beluisteren waarin ik de ontwikkeling laat horen van de woorden cheveux, voix, eux, beaux, mieux en faux van het Latijn tot het huidige Frans. Daarna vertel ik meer over manieren waarop de Fransen hun woorden meer op het Latijn hebben willen laten lijken – met allerlei vreemde brouwsels tot gevolg. Daar zit ook een video bij.

Van Latijn tot Frans

Het Franse cheveux komt van het Latijnse capillōs – een compleet ander woord. Hoe is dat gegaan? Hieronder laat ik de ontwikkeling horen van dat woord en de vijf andere die in de infographic langskomen, op basis van de wetenschappelijke reconstructie van de uitspraak. Je hoort steeds eerst de Latijnse vorm (1e eeuw v.Chr.), dan de Vroegoudfranse (10e eeuw n.Chr.), de Oudfranse (12e), de Middelfranse (15e) en tot slot de hedendaagse. Onder de audioknop zie je op welk punt in de audio je welk woord hoort. Voor de liefhebbers heb ik de uitspraak ook genoteerd in het International Fonetisch Alfabet.

0:00: Latijn capillōs [kaˈpɪlloːs̺]
0:02: Vroegoudfrans chevels [t͜ʃəˈveɫs̺]
0:04: Oudfrans cheveus, chevex [t͜ʃəˈveu̯s̺]
0:06: Later Oudfrans [t͜ʃəˈvøu̯s̺]
0:08: Middelfrans chevex, cheveux, chevelx, cheveulx [ʃəˈvøs̺]
0:10: Frans cheveux [ʃəvø]

0:12: Latijn vōx [woːks̺] ~ vōcem [ˈwoːkɛ̃ˑ]
0:16: Oudfrans voiz [voi̯t͜s]
0:18: Later Oudfrans vois [voi̯s]
0:20: Middelfrans voix [vo̯ɛs]
0:22: Frans voix [vwa]


0:24: Latijn illōs [ˈɪlloːs̺]
0:26: Vroegoudfrans [eɫs̺]
0:28: Oudfrans eus, ex [eu̯s̺]
0:30: Later Oudfrans [øu̯s̺]
0:32: Middelfrans eux [øs̺]
0:34: Frans eux [ø]

0:36: Latijn bellōs [ˈbɛlloːs̺] (4e naamval meervoud), bellus [ˈbɛllʊs̺] (1e enkelvoud)
0:40: Vroegoudfrans beals [bɛa̯ɫs̺]
0:42: Oudfrans beaus, beax [be̯au̯s̺]
0:44: Middelfrans beaux [be̯os̺]
0:46: Frans beaux [bo]


0:48: Latijn melius [ˈmɛlɪʊs̺]
0:50: Vroegoudfrans miels [mi̯eɫs̺]
0:52: Oudfrans mieus, miex [mi̯eu̯s̺]
0:54: Later Oudfrans [mi̯øu̯s̺]
0:56: Middelfrans mieux [mi̯øs̺]
0:58: Frans mieux [mi̯ø]

1:00: Latijn falsum [ˈfals̺ʊ̃ˑ]
1:02: Vroegoudfrans fals [faɫs̺]
1:04: Oudfrans faus, fax [fau̯s̺]
1:06: Middelfrans faux [fos̺]
1:08: Frans faux [fo]


Latijnse versieringen

In de renaissance kregen geleerden grote interesse in het Latijn van de Oudheid, dat ze ‘zuiverder’ vonden dan het Latijn dat in de middeleeuwen geschreven werd. Die fascinatie had grote gevolgen voor de Romaanse talen. Schrijvers wilden hun Romaanse taal namelijk meer op het Latijn laten lijken. Daarom probeerden ze de spelling daarvan te verlatijnsen. In het Frans zijn ze daar heel ver in gegaan.

Waar je in het Oudfrans van vóór de renaissance bijvoorbeeld nog un grant ome (‘een grote man’) leest, een spelling die was bedacht op basis van de uitspraak, maakten Middelfranse schrijvers er un grand homme van, met een d en een h naar het voorbeeld van de Latijnse woorden grandis en homō/hominem. Aan de uitspraak veranderde dat niks: homme bleef [h]-loos, en in de combinatie grand homme hoor je nog steeds een [t], geen [d].

In hun ijver voegden schrijvers allerlei stille letters toe. Om tens (‘tijd’) meer op het Latijnse tempus te laten lijken, maakten ze er temps van, en set (‘zeven’) werd verlatijnst tot sept. Die p’s zijn in het Frans nooit uitgesproken geweest.

Die extra letters konden vreemde brouwsels opleveren. Aan het woord vint (‘twintig’) wilden mensen bijvoorbeeld de g van zijn Latijnse voorouder gintī toevoegen, maar als ze daar vignt van maakten, zou het lijken alsof het woord de gn-klank van champagne had, en dat was niet zo. Daarom maakten ze er maar vingt van – met de stille g dus ná de n in plaats van ervoor.

In sommige gevallen vlogen de Middelfranse latinofielen uit de bocht. Ze dachten bijvoorbeeld dat pois (‘gewicht’) van het Latijnse pondus kwam en maakten er poids van, terwijl het woord eigenlijk van pēnsum afstamde, dat helemaal geen d had. Etymologie was nog geen wetenschap.

Sommige verlatijnsingen zijn later weer verdwenen. Zo werd fait (‘feit’) in het Middelfrans veranderd in faict op basis van factum, maar dat is nu weer gewoon fait. Ook het gedrocht sçapvoir heeft het afgelegd: dat is nu gewoon savoir (‘weten’). Sçapvoir was ontstaan uit de wens om savoir zowel te laten lijken op zijn voorouder sapere (‘verstandig zijn’) als op het compleet niet verwante scīre (‘weten’).

In een achternaam die ook in de Lage Landen voorkomt, is zo’n onbeholpen verlatijnsing behouden gebleven: Lefebvre. Die naam komt van le fevre (‘de smid’), maar hij is vervormd op basis van het Latijnse faber. De v van fevre kon niet vervangen worden door de Latijnse b van faber, want dat zou een verkeerde uitspraak hebben opgeleverd. Daarom is de stille b maar gewoon voor de v geplakt: Lefebvre. Het ziet eruit als een tikfout.

Hieronder kun je een video bekijken waarin ik nog meer voorbeelden laat zien én horen:

Plaats een reactie

Maak een website of blog op WordPress.com

Omhoog ↑