Dubbelopdierennamen

Wat hebben een muilezel, een kraanvogel en een walvis met elkaar gemeen? Ze hebben dubbelopnamen. Oorspronkelijk heetten de dieren muil, kraan en wal, maar later werden de namen verlengd met -ezel, -vogel en -vis. In dit artikel vertel ik hoe dat zo is gekomen. Muil, kraan en wal Het woord muilezel komt van het Latijnse... Lees verder →

Hempje, kump en zwaarder

In de standaardtaal is een klein hemd een hemdje, maar in het gesproken Nederlands hoor je vaak hempje. Op het eerste oog is dat een vreemde vorm: verkleinwoorden die eindigen op -pje verwacht je bij woorden als boom maar niet bij hemd, dat op een [t]-klank eindigt. Waar komt de [p] van hempje vandaan? Voor... Lees verder →

Gered van een wisse dood

Klankveranderingen kunnen het woorden soms knap lastig maken. Compleet verschillende woorden kunnen namelijk hetzelfde gaan klinken. Dat gebeurde in het Oudfrans met de Latijnse werkwoorden necāre 'doden; verdrinken' en negāre 'ontkennen': door de klankveranderingen die optraden, veranderden ze allebei in noiier. Dat werkwoord ging daardoor zowel 'verdrinken' als 'ontkennen' betekenen - vrij onhandig. In zulke... Lees verder →

De vele gedaanten van ‘lijk’

Wat hebben lijk, gelijk, -lijk, (ge)lijken, liken, lichaam, litteken, likdoorn, zulk, elk en welk gemeen? Op het eerste gezicht alleen de letter l, maar er is meer: al deze woorden bevatten één en dezelfde woordstam. In dit artikel vertel hoe ik de bonte woordfamilie daaruit is ontstaan. Aan de basis van alle genoemde woorden ligt... Lees verder →

Stier, toro en de s-mobile

Ons woord stier heeft dezelfde oorsprong als het Spaanse toro. Ook smelten en het Engelse to melt gaan terug op hetzelfde woord, net als strot en throat. Wat hebben die drie woordparen gemeen? Een van de twee woorden heeft steeds een s- die in het andere ontbreekt. Over die wisselvallige s- gaat dit artikel. Reconstructie... Lees verder →

De hel van het Oudfranse werkwoord

Wie Frans heeft geleerd, denkt misschien niet met de fijnste gevoelens terug aan de ingewikkelde werkwoordsvervoeging. Franse werkwoorden hebben een groot aantal verschillende vormen en er zijn ook nog eens heel wat werkwoorden met een onregelmatige tegenwoordige tijd. Denk aan vouloir 'willen' met je veux, venir 'komen' met je viens, en devoir 'moeten' met je... Lees verder →

Apotheek, boetiek, bodega

De Nederlandse woorden apotheek, boetiek en bodega hebben dezelfde oorsprong. Alle drie komen ze namelijk van het Oudgriekse ἀποθήκη (apothēkē) 'opslagruimte'. Dat woord heeft een succesvolle carrière gehad. Eerst kwam het in het Latijn terecht en vervolgens kreeg het in de Romaanse dochtertalen nazaten. De nazaten boutique en bodega zijn uiteindelijk in veel talen ontleend.... Lees verder →

Nemen en komen: verloren zussen

Komen behoort tot de groep sterke werkwoorden waar ook nemen, stelen en breken in zitten. Hoe komt het dan dat het komen is en niet kwemen? *KwemanąPhilippa e.a. (2003-2009) stellen dat komen van het Proto-Germaanse *kwemaną komt - dat dus wél een e had. (De ą staat voor de nasale /ɑ̃/ die we ook in... Lees verder →

‘Zijn’ in het Romaans: zitten, staan en zijn

De werkwoordsvormen ben, zijn en was lijken in de verste verte niet op elkaar. Hoe dat komt? Het koppelwerkwoord zijn is een mix van drie verschillende werkwoorden. Die vermenging heeft al voor de eerste bronnen plaatsgevonden: in het Germaans. Hier lees je er alles over. Ook in de Romaanse talen zijn de werkwoorden voor 'zijn'... Lees verder →

Emmer: amphora en één-baar gekruist

Het ding dat we een emmer noemen, komt van het Latijnse amphora 'grote kruik'. Het zou nu eigenlijk *ammer hebben geheten, ware het niet dat onze verre voorouders hun fantasie erop hebben losgelaten. Hoe dat zit, vertel ik in dit artikel. Amphora en ampulHet Latijnse ámphora komt van het Oudgriekse ἀμφορεύς (amphoreús), een ingekorte vorm... Lees verder →

Maak een website of blog op WordPress.com

Omhoog ↑