De hel van het Oudfranse werkwoord

Wie Frans heeft geleerd, denkt misschien niet met de fijnste gevoelens terug aan de ingewikkelde werkwoordsvervoeging. Franse werkwoorden hebben een groot aantal verschillende vormen en er zijn ook nog eens heel wat werkwoorden met een onregelmatige tegenwoordige tijd. Denk aan vouloir 'willen' met je veux, venir 'komen' met je viens, en devoir 'moeten' met je... Lees verder →

Apotheek, boetiek, bodega

De Nederlandse woorden apotheek, boetiek en bodega hebben dezelfde oorsprong. Alle drie komen ze namelijk van het Oudgriekse ἀποθήκη (apothēkē) 'opslagruimte'. Dat woord heeft een succesvolle carrière gehad. Eerst kwam het in het Latijn terecht en vervolgens kreeg het in de Romaanse dochtertalen nazaten. De nazaten boutique en bodega zijn uiteindelijk in veel talen ontleend.... Lees verder →

Ik-woorden: deel 2 – het Romaans

Het Franse je, het Italiaanse io, het Spaanse yo en het Portugese eu komen alle vier van het Latijnse woord egō 'ik'. In tegenstelling tot viertallen als cheval, cavallo, caballo en cavalo lijken de ik-woorden nauwelijks op elkaar, en waar je in het paardenkwartet nog duidelijk het Latijnse caballum ziet, heeft het ik-kwartet een stuk... Lees verder →

De woorden van het gesproken Latijn

De Romaanse talen stammen af van het Latijn, maar niet van de schrijftaal die we kennen van Vergilius, Caesar, Ovidius en Cicero. De talen vinden hun oorsprong in het gesproken Latijn, een verzameling variëteiten van het Latijn die in het Romeinse Rijk gesproken werden. Het literaire Latijn en het gesproken Latijn waren in de periode... Lees verder →

Emmer: amphora en één-baar gekruist

Het ding dat we een emmer noemen, komt van het Latijnse amphora 'grote kruik'. Het zou nu eigenlijk *ammer hebben geheten, ware het niet dat onze verre voorouders hun fantasie erop hebben losgelaten. Hoe dat zit, vertel ik in dit artikel. Amphora en ampulHet Latijnse ámphora komt van het Oudgriekse ἀμφορεύς (amphoreús), een ingekorte vorm... Lees verder →

Tweede, second en ander

Mijn vorige artikel ging over de woorden voor 'twee' en afleidingen daarvan in de Germaanse en Romaanse talen. Naar aanleiding daarvan deed me een gewaardeerde en trouwe lezer het goede idee aan de hand om ook een keer in te gaan op de bijbehorende rangtelwoorden. Bij dezen! Tweede, het Duitse zweite en het Friese twadde... Lees verder →

Twijfel, tussen, twijg en twist: tweewoorden

Door de eeuwen heen kunnen nauwverwante woorden in vorm en betekenis zo veel van elkaar gaan verschillen dat we ze niet meer herkennen als familie. Dat is in de Germaanse én Romaanse talen gebeurd met een reeks afleidingen van het oerwoord voor 'twee'. In dit artikel vertel ik hoe die tweewoorden ontstaan zijn en hoe... Lees verder →

Een nieuwe toekomst

In de vijfde klas van het vwo gaf onze docente Frans ons een ezelsbruggetje voor het leren van de vormen van de toekomende tijd. Ze vertelde dat die lijken op een combinatie van het hele werkwoord met avoir (hebben). In elle chanterai (ze zal zingen) en elles chanteront (ze zullen zingen) zitten dus chanter (zingen)... Lees verder →

Zelf de eigenste

Zelf de eigenste. Dat zou je de letterlijke betekenis kunnen noemen van de Romaanse voorganger van het Franse même, het Spaanse mismo, het Portugese mesmo en het Italiaanse medesimo. Het Romaanse woord verving de oorspronkelijke Latijnse woorden voor dezelfde/hetzelfde én die voor zelf. Hoe is dat zo gekomen? In dit artikel vertel ik over de... Lees verder →

Carlos, Dios, het Brabants en het Vlaams

De meeste Spaanse en Portugese mannennamen eindigen op een -o, net als veel andere mannelijke zelfstandige naamwoorden. Neem de namen Pedro, Rodrigo, Alfonso en naamwoorden als rio (rivier), gato (kat) en amigo (vriend). Daartegenover staan twee voornamen die daar een -s bij hebben: Marcos en Carlos, en in het Portugees ook Domingos. Ook de naam... Lees verder →

Maak een website of blog op WordPress.com

Omhoog ↑