Us, ús, ons en uns

De Engelse woorden us en goose hebben geen n, net als ús en goes in het Fries. Ons en gans hebben er daarentegen wel een. En ook in de Engelse woorden mouth, other en tooth ontbreekt de n die wel in mond, ander en tand en in Mund, ander en Zahn zit. Daar zit een patroon in: het Nederlands en Duits hebben n’en die het Engels en Fries niet hebben.

In onderstaande afbeelding staat de kleur blauw voor woorden die een /n/ of een andere neusmedeklinker zijn verloren. De oranje woorden hebben hem behouden. De vier talen staan gerangschikt van west naar oost. Wat opvalt is dat er dichter bij de Noordzee, in het Engels en Fries, meer neusmedeklinkers zijn gesneuveld dan verder daarvandaan, in het Nederlands en Duits. Hoe komt dat? In dit artikel vertel ik je er alles over.

Een nasale medeklinker plus een wrijfklank
De Nederlandse neusmedeklinkers oftewel nasale medeklinkers zijn de /n/ als in pan, de /m/ als in ham en de /ŋ/ als in lang. Je maakt ze door lucht uit je neus te laten stromen. Probeer maar een eens /n/, /m/ of /ŋ/ uit te spreken terwijl je je neus dichtknijpt. Lastig.

Kijken we naar de ontwikkeling van talen, dan valt er iets op: nasale medeklinkers vallen soms weg voor wrijfklanken, zoals de /s/ van kas, de /f/ van maf en de /x/ van lach.

Neem de Latijnse woorden nsem en pagēnsem. De /n/ werd al in de tijd van Cicero en Caesar niet meer uitgesproken. Hij had de voorafgaande klinker verlengd en nasaal gemaakt. In de Romaanse talen verdween het laatste spoor van de /n/. Mēnsem en pagēnsem veranderden in het Frans in mois (maand) en pays (land) en in het Italiaans in mese en paese.

In de West-Germaanse talen is hetzelfde gebeurd: nasale medeklinkers verdwenen voor wrijfklanken. Eerst maakten ze de voorafgaande klinker lang en nasaal, net als in het Latijn, en vervolgens verdwenen ze. De wrijfklank bleef over.

Dat gebeurde alleen niet in alle West-Germaanse talen in dezelfde woorden. In het Engels en Fries, die de Noordzeegermaanse talen worden genoemd, verdwenen nasale medeklinkers voor alle mogelijke wrijfklanken; in het oosten, in het Duits, alleen voor de ch-klank. Het Nederlands zat ertussenin.

Voordat we verdergaan: het Fries wordt een Noordzeegermaanse taal genoemd omdat de taal rond de zevende eeuw in een brede kuststrook werd gesproken die zich uitstrekte van Frans-Vlaanderen in Noord-Frankrijk helemaal tot aan het Duitse Nordfriesland. In de periode vanaf de negende tot de elfde eeuw ging de bevolking over op het Oudnederlands en in Groningen en Duitsland op het Nedersaksisch. West-Friesland in het huidige Noord-Holland bleef tot in de achttiende eeuw Friestalig. Op dit langgerekte, Friestalige gebied kom ik later terug.

Bracht, brachte, brought, brocht
We beginnen met de combinatie -nch-, die je fonetisch als /ŋx/ schrijft. In alle West-Germaanse talen is de /ŋ/ daaruit verdwenen.

De Proto-Germaanse voorlopers van bracht en dacht waren bijvoorbeeld *branh en *þanh. (De þ staat voor de th-klank.) In die verledentijdsvormen zat dezelfde nasale ng-klank als in *bringaną (brengen) en *þankijaną (denken). Het verschil was dat de g en de k van de tegenwoordige tijd plofklanken waren, zoals in goal en kop, terwijl de h van de verleden tijd een wrijfklank was, zoals in acht.

In de Proto-Germaanse verledentijdsvormen zat dus zo’n combinatie van nasaal en wrijfklank: *branh en *þanh. Maar daar kwam verandering in. Toen het Proto-Germaans in ons deel van Europa was overgegaan in het West-Germaans, verdween in heel dat taalgebied de neusmedeklinker. De klinker werd lang en nasaal: *brą̄h en *þą̄h.

Een paar honderd jaar later, in het Oudnederlands, was die klinker niet meer nasaal, maar nog wel lang: brāhta (spreek uit: braach-tah /braːxta/) en thāhta. Later ontstond het korte bracht en dacht. Vergelijk ook het Duitse korte brachte en dachte en het Friese brocht en tocht. In het Engels hebben we brought en thought.

Vijf, five en fiif versus fünf
In vijf ontbreekt – net als in het Engelse five en het Friese fiif – de n die wel in het Duitse nf zit. Al die woorden komen van het Proto-Germaanse *fimf. De combinatie /ɱf/ is dus alleen in het Duits intact gebleven. Het Nederlands schaart zich in dit geval bij het westen.

Een ander woord uit deze categorie is zacht. Hoort zacht niet bij bracht en dacht? Nee: zacht komt van het Oudnederlandse fti. De combinatie -ft- veranderde in het Middelnederlands in -cht-, zoals ook in achter (vergelijk after) en lucht (vergelijk Luft). Zacht komt van het Proto-Germaanse *samftijaz. In het Duits is dat sanft geworden, maar in het Engels en het Fries is de nasale medeklinker verdwenen, net als bij ons: soft (van het Oudengelse sōft) en ft (als in enquête).

Gans versus goose en goes
In onze woorden gans en ons zit nog altijd een n, net als in het Duitse Gans en uns. In dit geval doet het Nederlands dus juist met het oosten mee. Het westen gedraagt zich anders: goose en us in het Engels, en goes en ús in het Fries. In het Oudengels en Oudfries hadden us en ús nog een lange klinker: ūs /uːs/, een woord dat rijmde op het huidige cruise.

Mogelijk zijn ook het Volendamse uis en het West-Vlaamse u(u)s relicten.

Limburgse vormen als oos (Venlo) en eus (Maastricht) zijn van na de Middelnederlandse periode; in het zuidoostelijke Vroegmiddelnederlands komen enkel vormen als ons en uns voor. Zo zie je maar dat neusmedeklinkerwegval voor wrijfklanken wel vaker optreedt. In mijn Midden-Brabantse dialect is de /n/ zelfs op dit moment bezig te verdwijnen: ons is oons [ʊ̞̃ːs] met alleen een nasale klinker, en mens is meens [mẽːs] of zelfs mees [meːs].

Ander versus other en oar
We hebben nu drie combinaties gehad: /ŋx/ (dus –nch-), /ɱf/ en /ns/. Maar er is er nog een. Vergelijk het Nederlandse en Duitse ander met het Engelse other en het Friese oar. Nu zul je misschien denken: de /d/ van ander is toch geen wrijfklank? Dat klopt, maar in het Germaans was hij dat nog wel: een /ð/, zoals in het Engelse the.

In het Engels verdween de /n/ voor die wrijfklank /ð/: *muaz is veranderd in mouth, *aeraz in other (met een later verkorte klinker) en *tanþs in tooth. Het Fries is een beetje een ongelukkig geval, want het huidige mûn (mond) is een Nederlands leenwoord, in oar (ander) is uiteindelijk meer dan alleen de /n/ weggevallen en een tand is in het Fries een tosk, verwant aan het Engelse tusk.

In het Nederlands en Duits is de /n/ gebleven. De /ð/ is er in een /d/ veranderd, zoals deze talen de en der/die hebben tegenover het Engelse the. Wij hebben dus mond, ander en tand en het Duits heeft Mund, ander en Zahn, dat van het Oudhoogduitse zand komt.

Arnemuide en Dendermonde
Denk nu terug aan eerder, toen ik vertelde dat het Fries ooit in het kustgebied van Frans-Vlaanderen tot Noord-Duitsland gesproken werd. Ook aan de Nederlandse en Vlaamse kust voltrokken zich toen de Friese klankveranderingen. Fries wordt daar nu niet meer gesproken, dus daar kunnen we het niet meer aan zien, maar plaatsnamen hebben nog wél Friese kenmerken bewaard.

Neem plaatsnamen op -muide(n). Dat komt van de stam *mu, net als het eerder besproken woord mond. Westelijke /n/-loze plaatsen als Diksmuide, Arnemuiden, Genemuiden, Cellemuiden en IJsselmuiden staan tegenover centrale /n/-plaatsen als Dendermonde, Rupelmonde, Lexmond, IJsselmonde en Dubbelmonde. De naam IJmuiden is in de negentiende eeuw verzonnen naar het model van andere muiden-plaatsen.

De ui in -muide(n) is ontstaan uit de lange oe-klank ū die ontstond na de wegval van de /n/. Vergelijk hoe *hū in huis veranderde. Ook het Engelse mouth heeft dezelfde klinker als house.

Jeugd, youth en Jugend
Er is één geval waarin heel het Nederlandse taalgebied meedeed met de Noordzeegermaanse n-wegval: het geval waarin /nð/ niet beklemtoond was. Daardoor leverden *juguiz en *duguō bij ons jeugd en deugd op tegenover de Duitse vormen Jugend en Tugend. Het Engels heeft youth en douth. De Friese woorden jeugd en deugd komen uit het Nederlands, dus die tellen we niet mee.1

Zuid, south en Süd
We sluiten af met een bijzonder geval. Uit het Proto-Germaanse *su kwam op een voorspelbare manier het Engelse south. In het Nederlands had daar *zond uit moeten komen en in het Duits *Sund. Maar dat is niet gebeurd: wij hebben zuid en de Duitsers d. Hoe zit dat?

Ons woord zuid is een vroeg leenwoord: het Nederlands heeft het woord aan de door het Fries beïnvloede kustdialecten te danken, net als die plaatsnamen die eindigen op -muide. Het woord zuid werd veel in de scheepvaart en in de rivierhandel gebruikt, en de schippers woonden aan de kust. Ook de streektalen hebben het woord uit de kustdialecten gehaald.

De klinker van het Duitse Süd verraadt dat dat ook een leenwoord is. Denk terug aan die lange oe-klank die in het Engels in ou veranderde: house en out, maar ook mouth en south. In het Nederlands werd de lange oe-klank via het tussenstadium uu een ui: huis en uit, en in het westen ook -muide en zuid. In het Duits werd het een au: Haus en aus. Maar het is niet *Saud. Het Duits heeft Süd dan ook uit het Middelnederlands, de taalfase waarin suud, de voorloper van zuid, nog de lange uu-klank /yː/ had, precies zoals het huidige Süd.

De Duitse verwachte vorm *Sund heeft overigens wel bestaan en is bewaard gebleven in plaatsen als Sundgau, letterlijk ‘Zuidgouw’. Ook *zond moet bestaan hebben, getuige de Veldhovense wijk Zonderwijk, ‘Zuiderwijk’.

Tijdelijk werkzaam
Net als alle systematische klankveranderingen is de verandering die in dit artikel centraal heeft gestaan, maar een bepaalde tijd werkzaam geweest. Woorden die daarna de taal binnen kwamen, zoals ounce in het Engels, of woorden waarin de neusmedeklinker en wrijfklank elkaar pas later raakten, zoals in month, dat van naþ komt, en once, dat van ānes komt, deden niet meer met de verandering mee. Er zijn ook woorden waarin de neusmedeklinker later analogisch hersteld is. Daarover lees je in voetnoot 1.

  1. Engelse rangtelwoordigen als seventh en ninth verraden dat ook onze woorden zevende en negende ooit de combinatie /nð/ hadden. Hoe kan het dat de /n/ bij ons en zelfs in het Engels bewaard is gebleven? Oorspronkelijk was hij daadwerkelijk verdwenen. Neem de Oudengelse woorden seofoþa en nigoþa. De /n/ is later hersteld om de woorden meer op seven en nine te laten lijken. Het is dus een analogische /n/. Dit is een voorbeeld van het feit dat klankveranderingen soms ongedaan gemaakt worden door analogiewerking.

5 gedachten over “Us, ús, ons en uns

Voeg uw reactie toe

Plaats een reactie

Maak een website of blog op WordPress.com

Omhoog ↑