Woorden als pianokruk, brandweervrouw en toetsenbord zijn transparante samenstellingen. Pianokruk is bijvoorbeeld opgebouwd uit piano en kruk, woorden die allebei ook los gebruikt worden en die je dus goed in de samenstelling herkent. Daartegenover staan woorden die we niet meer herkennen als samenstelling doordat we de delen niet meer los gebruiken. Een voorbeeld is wereld.... Lees verder →
Donar en Wodan
Voordat de god van het christendom ten tonele werd gevoerd, hingen de Germaanstalige volkeren in onze streek een polytheïstische godsdienst aan. Een voorname rol in dat geloof hadden de goden die we nu Donar en Wodan noemen. Dat we die namen gebruiken, is opmerkelijk. Ze zijn namelijk niet Nederlands. Waar komen ze dan vandaan? Hoe... Lees verder →
Knaaien, verloren familie van to know
Het Engelse to know is een eenzaam werkwoord: het is door de eeuwen heen alle Germaanse familieleden kwijtgeraakt behalve het IJslandse knega en het Schotse to knaw. Als zijn Nederlandse en Duitse tegenhangers nog hadden bestaan, hoe hadden die dan geklonken? En hoe weten we dat? Om daarachter te komen moeten we terug naar de... Lees verder →
Dubbelopdierennamen
Wat hebben een muilezel, een kraanvogel en een walvis met elkaar gemeen? Ze hebben dubbelopnamen. Oorspronkelijk heetten de dieren muil, kraan en wal, maar later werden de namen verlengd met -ezel, -vogel en -vis. In dit artikel vertel ik hoe dat zo is gekomen. Muil, kraan en wal Het woord muilezel komt van het Latijnse... Lees verder →
‘Zoet’ van 2500 v.C. tot nu
Uit het Proto-Germaanse *swōtija- ‘zoet’ is in de Westgermaanse talen een groot scala aan vormen ontstaan. In het Nederlands werd het woord bijvoorbeeld zoet, in het Engels sweet, in het Duits süß en in het Fries swiet. Hoe zijn al die verschillende vormen uit één en hetzelfde *swōtija- ontstaan? In dit artikel leg ik dat uit en... Lees verder →
Weg en wegen, schip en schepen
De meervoudsvorm van dag is dagen. In het meervoud wordt de a dus lang. Hetzelfde gebeurt bij weg en slot: wegen en sloten. In de meervoudsvorm van zak, bed en rok verandert de klinker daarentegen niet: zakken, bedden en rokken. Hoe komt het dat sommige woorden een lange meervoudsklinker hebben en andere niet? En waarom... Lees verder →
Lamb en lam, koning en koninklijk
In het Nederlands noemen we een jong schaap een lam. Als zijn geestelijke capaciteiten teleurstellen, noemen we het ook dom. In het Duits is het dan een Lamm dat dumm is, en in het Engels een lamb dat dumb is. Al die woorden eindigen in de uitspraak op een /m/, maar in het Engels schrijf... Lees verder →
Emmer: amphora en één-baar gekruist
Het ding dat we een emmer noemen, komt van het Latijnse amphora 'grote kruik'. Het zou nu eigenlijk *ammer hebben geheten, ware het niet dat onze verre voorouders hun fantasie erop hebben losgelaten. Hoe dat zit, vertel ik in dit artikel. Amphora en ampulHet Latijnse ámphora komt van het Oudgriekse ἀμφορεύς (amphoreús), een ingekorte vorm... Lees verder →
Tweede, second en ander
Mijn vorige artikel ging over de woorden voor 'twee' en afleidingen daarvan in de Germaanse en Romaanse talen. Naar aanleiding daarvan deed me een gewaardeerde en trouwe lezer het goede idee aan de hand om ook een keer in te gaan op de bijbehorende rangtelwoorden. Bij dezen! Tweede, het Duitse zweite en het Friese twadde... Lees verder →
Er was ooit een ie
De woorden iets, ieder, immer en iemand hebben één ding met elkaar gemeen: alle vier zijn het samenstellingen van twee woorden, waarvan het eerste woord dezelfde herkomst heeft als eeuw. In dit artikel kom je te weten hoe de vier woorden zijn ontstaan en welke familie ze in de andere West-Germaanse talen hebben. Van *aiwō... Lees verder →