Toen zijn nog genderneutraal was

De Proto-Germaanse voorloper van ons bezittelijk voornaamwoord zijn was genderneutraal: *sīnaz kon ‘van hem’, ‘van haar’ en ‘van hen’ betekenen. Dat weten we doordat zijn nakomelingen in het Oudnoords, het Gotisch en het Oudengels, vroege Germaanse dochtertalen, nog steeds al die functies hadden, en in de huidige Noord-Germaanse talen, zoals het Noors en Zweeds, geldt dat tot op... Lees verder →

Gaarne, graag en gretig

Ze lijken op elkaar en zitten in dezelfde betekenishoek: gaarne, graag en gretig. Maar in hoeverre zijn deze woorden ook echt etymologisch verwant? Leestijd: 5 minuten. Gaarne Het woord gaarne boert achteruit. We vinden het nog weleens in formeel gesproken Nederlands maar vooral in wat formeler geschreven Nederlands. In informeler taalgebruik is het zeker in... Lees verder →

Wereld, een oude samenstelling

Woorden als pianokruk, brandweervrouw en toetsenbord zijn transparante samenstellingen. Pianokruk is bijvoorbeeld opgebouwd uit piano en kruk, woorden die allebei ook los gebruikt worden en die je dus goed in de samenstelling herkent. Daartegenover staan woorden die we niet meer herkennen als samenstelling doordat we de delen niet meer los gebruiken. Een voorbeeld is wereld.... Lees verder →

‘Zoet’ van 2500 v.C. tot nu

Uit het Proto-Germaanse *swōtija- ‘zoet’ is in de Westgermaanse talen een groot scala aan vormen ontstaan. In het Nederlands werd het woord bijvoorbeeld zoet, in het Engels sweet, in het Duits süß en in het Fries swiet. Hoe zijn al die verschillende vormen uit één en hetzelfde *swōtija- ontstaan? In dit artikel leg ik dat uit en... Lees verder →

Hempje, kump en zwaarder

In de standaardtaal is een klein hemd een hemdje, maar in het gesproken Nederlands hoor je vaak hempje. Op het eerste oog is dat een vreemde vorm: verkleinwoorden die eindigen op -pje verwacht je bij woorden als boom maar niet bij hemd, dat op een [t]-klank eindigt. Waar komt de [p] van hempje vandaan? Voor... Lees verder →

Ik-woorden: deel 1 – het West-Germaans

Dat ons woord ik verwant is aan het Engelse I en het Duitse ich, zal niemand verbazen. Er zijn ook overeenkomsten te zien met wat verdere familieleden, zoals het Noorse eg en het IJslandse ég. Stappen we de grens over naar het domein van de Romaanse talen, dan lijken we met heel andere woorden te... Lees verder →

Zon, soleil en helios: zonnewoorden

Ze heeft een doorsnee van bijna 1,4 miljoen kilometer en onze wereld past er 1,3 miljoen keer in. Ze zet elke seconde 700 miljoen ton waterstof om in helium, produceert zodoende per seconde evenveel energie als honderd miljard atoombommen van een megaton, en doet dat al 4,6 miljard jaar lang onafgebroken. Doordat ze ons precies... Lees verder →

Was en waren – rotacisme 1

Aan sommige bijzonderheden zijn we zo gewend dat ze ons nauwelijks opvallen. Neem de werkwoordsvormen was en waren. Het enkelvoud heeft een s, terwijl het meervoud een r heeft. Zijn is het enige werkwoord waarvan de verleden tijd zich zo gedraagt; in las en lazen zit bijvoorbeeld geen r. Een r vinden we dan weer... Lees verder →

Eieren, eiers en eier

Ei is een van de weinige woorden die een meervoud op -eren hebben. Waar komt die bijzondere meervoudsuitgang vandaan? In dit artikel kijken we naar zijn herkomst en naar de meervoudsvormen in de andere West-Germaanse talen - waaronder de streektalen van Nederland en België. Een kleine onzijdige groepHet aantal woorden dat in het Standaardnederlands een... Lees verder →

Vaak, vak en oft

Het Engels heeft often, het Duits oft en wij vaak - een woord dat in die twee andere talen niet bestaat. Waar komt ons vaak vandaan? Vaak is een oude naamvalsvorm van het woord vak. Hoe dat precies zit, leg ik onder de afbeelding in twee delen uit: eerst kijken we naar de betekenis en... Lees verder →

Maak een website of blog op WordPress.com

Omhoog ↑