Ik-woorden: deel 2 – het Romaans

Het Franse je, het Italiaanse io, het Spaanse yo en het Portugese eu komen alle vier van het Latijnse woord egō 'ik'. In tegenstelling tot viertallen als cheval, cavallo, caballo en cavalo lijken de ik-woorden nauwelijks op elkaar, en waar je in het paardenkwartet nog duidelijk het Latijnse caballum ziet, heeft het ik-kwartet een stuk... Lees verder →

Ik-woorden: deel 1 – het West-Germaans

Dat ons woord ik verwant is aan het Engelse I en het Duitse ich, zal niemand verbazen. Er zijn ook overeenkomsten te zien met wat verdere familieleden, zoals het Noorse eg en het IJslandse ég. Stappen we de grens over naar het domein van de Romaanse talen, dan lijken we met heel andere woorden te... Lees verder →

Beleefdheid: slijtage en vervanging

Veel talen hebben naast een informele aanspreekvorm, zoals jij en tu, ook een beleefdheidsvorm, zoals u en vous. U-vormen gebruik je in formele situaties, tegenover iemand met een hogere status, tegenover vreemden van dezelfde of een hogere leeftijd, of om afstand te bewaren. Voor sprekers van het Nederlands en de Romaanse talen is dat de... Lees verder →

Zelf de eigenste

Zelf de eigenste. Dat zou je de letterlijke betekenis kunnen noemen van de Romaanse voorganger van het Franse même, het Spaanse mismo, het Portugese mesmo en het Italiaanse medesimo. Het Romaanse woord verving de oorspronkelijke Latijnse woorden voor dezelfde/hetzelfde én die voor zelf. Hoe is dat zo gekomen? In dit artikel vertel ik over de... Lees verder →

Er was ooit een ie

De woorden iets, ieder, immer en iemand hebben één ding met elkaar gemeen: alle vier zijn het samenstellingen van twee woorden, waarvan het eerste woord dezelfde herkomst heeft als eeuw. In dit artikel kom je te weten hoe de vier woorden zijn ontstaan en welke familie ze in de andere West-Germaanse talen hebben. Van *aiwō... Lees verder →

De geboorte van ‘het’

Het Nederlandse en Friese de, het Duitse der, die en het Engelse the zijn duidelijk familie, maar de onzijdige lidwoorden lijken heel wat minder op elkaar: het (Nederlands), it (Fries) en das (Duits). Waar komen die verschillen vandaan? Al deze Germaanse lidwoorden zijn ontstaan uit aanwijzende voornaamwoorden, maar de onzijdige vormen het, it en das... Lees verder →

De vrienden daar ik mee afspreek

(1) Dat is het paard wat ik gekocht heb.Gaan er alarmbellen rinkelen? Op school leren we dat het betrekkelijk voornaamwoord wat in die zin geen correct Standaardnederlands is. In Nederland zeggen de meesten wat, maar er zijn er veel die het fout vinden. Taaladviesdiensten adviseren daarom dat - dus geen w-vorm maar een d-vorm:(2) Dat... Lees verder →

Er was eens een er

Er - een klein maar veelzijdig en alomtegenwoordig woord. Moedertaalsprekers van het Nederlands verwerven het al jong en gebruiken het daardoor onbewust, maar wie de taal op latere leeftijd leert, heeft uitleg en oefening nodig om het gebruik van er goed onder de knie te krijgen. Buiten het Nederlands en de streektalen van Nederland en... Lees verder →

Van ye naar you

In Nederland wordt weleens geklaagd over hun als onderwerpsvorm. Maar wist je dat het Engelse you oorspronkelijk ook geen onderwerpsvorm was?De tekst gaat verder onder de afbeelding. Ye en you als meervoudsvormIn het Middelengels betekende you alleen jullie. Je gebruikte ye als onderwerpsvorm en yow (met varianten als eow, ou en ȝow) voor het lijdend... Lees verder →

Van van waarvandaan

In het Spaans is het nu al twee keer gebeurd dat het woord waarvandaan gewoon waar is gaan betekenen. Iedere keer wordt er een nieuw waarvandaan-woord gemaakt met de (van, vanaf, van ... vandaan). Zou een hedendaagse Spaanstalige 1500 jaar terug in de tijd kunnen reizen en tegen iemand van het Iberisch schiereiland de dónde... Lees verder →

Maak een website of blog op WordPress.com

Omhoog ↑