Twijfel, tussen, twijg en twist: tweewoorden

Door de eeuwen heen kunnen nauwverwante woorden in vorm en betekenis zo veel van elkaar gaan verschillen dat we ze niet meer herkennen als familie. Dat is in de Germaanse én Romaanse talen gebeurd met een reeks afleidingen van het oerwoord voor ‘twee’.

In dit artikel vertel ik hoe die tweewoorden ontstaan zijn en hoe ze vervolgens van vorm en betekenis zijn veranderd. We starten vandaag dicht bij huis met de Germaanse woorden. Daarna kijken we naar het Latijn en zijn dochtertalen. Ik begin voor elk van de taalfamilies met het telwoord ‘twee’ zelf.

GERMAANS
In onderstaande woordboom zie je hoe de Germaanse tweewoorden aan elkaar verwant zijn. Daaronder ga ik in op het hoe en waarom.

Twee
We beginnen bij de basis: de Germaanse woorden voor ‘twee’. Die hebben zelf al een interessante geschiedenis. Het Proto-Germaans moet drie vormen hebben geërfd van zijn voorouder, het Proto-Indo-Europees. De eerste was de mannelijke vorm (gebruikt in mannelijke woordgroepen als ‘twee mannen’), de tweede de vrouwelijke (‘twee vrouwen’) en de derde de onzijdige (‘twee lammeren’). Zo’n duizend jaar geleden bestonden in de vier West-Germaanse standaardtalen alle drie die vormen nog, maar daar kwam later verandering in: de onzijdige vorm is algemeen geworden, ongeacht het geslacht van het woord waar het bij hoort. Dat leverde de volgende vormen op: Ne. twee, En two, Du. zwei, Fr. twa. Alle vier gaan ze dus terug op het West-Germaanse onzijdige *twai.

Zwo en twain
In sommige streektalen wordt nog wél een geslachtsonderscheid gemaakt. Zo heeft het Saterfries, dat in Noord-West-Duitsland gesproken wordt, twäin als mannelijke vorm en two als vrouwelijke en onzijdige.

In het Engels en in het Duits bestaan naast two en zwei nog restjes van de andere vormen, maar die worden niet meer gebruikt voor het oude geslachtsonderscheid. Het zijn tegenwoordig bijvormen.

Het Engels heeft naast two nog twain, de voormalige mannelijke vorm. Je vindt twain nog weleens in oude teksten: It was cleft in twain ‘Het werd in tweeën gespleten’. Ons woord tweeën is overigens gewoon het meervoud van twee, ondanks de klankgelijkenis met twain.

Het Duits heeft de oude vrouwelijke vorm zwo bewaard. Die wordt voornamelijk gebruikt als er een duidelijk onderscheid met het op zwei rijmende drei nodig is, bijvoorbeeld aan de telefoon. De oude mannelijke vorm zween wordt nog vermeld in negentiende-eeuwse grammatica’s. Grammatici hebben het onderscheid tussen zween, zwo en zwei namelijk nog een hele tijd willen reanimeren door het voor te schrijven, maar die reanimatie is mislukt. Zween is nu geheel uit de tijd.

In onderstaand schema staan de vormen van de eerste naamval bij elkaar. De oranje zijn de Oudnederlandse, Oudengelse, Oudhoogduitse en Oudfriese vormen, de blauwe de hedendaagse standaardvormen, en de rose de marginale restjes.

Tweer, tween en twice
De tweewoorden hadden vroeger elk vier naamvalsvormen. Het Middelnederlands had naast het identieke twee voor het lijdend voorwerp ook de tweedenaamvalsvorm tweer (‘van twee’; vergelijk het koninkrijk der hemelen) en de derdenaamvalsvorm tween (oa. ‘aan/voor twee’).

Alleen in het Duits is nog wat substantieels van die naamvallen over: de tweede naamval Vater zweier Kinder ‘vader van twee kinderen’ (maar na het lidwoord uitgangsloos: der Vater der zwei Kinder) en de derde naamval Ich habe mit zweien gesprochen ‘Ik heb met twee (mensen) gesproken’. In de spreektaal wordt zweier gewoonlijk door von zwei vervangen, en zweien door zwei.

Het Engelse twice ‘tweemaal’ bevat een oude tweedenaamvals-/s/ die in het Oudengels dienstdeed als vormer van bijwoorden: twīġes (ġ = j), gevormd van twīġa ‘tweemaal’.

Twaalf en twintig
Van het Proto-Germaanse onzijdige *twa (linksonder in het schema) was ook *twalif afgeleid, de voorloper van Ne. twaalf, En. twelve, Du. zwölf en Fr. tolve/tolf. In Ne. twintig, En. twenty, Du. zwanzig en Fr. tweintich vind je nog de /n/ van het mannelijke *twain-: dat telwoord komt van *twain-tigiwiz, letterlijk ‘twee tientallen’ (en *tigiwiz was dus een mannelijk woord).

Nu is het tijd voor de obscure afleidingen van het oerwoord voor ‘twee’.

Twist
Het Indo-Europese tweewoord had de nevenvorm *dwi-. In het Proto-Germaans bestonden daar verschillende afleidingen van. Een daarvan was *twistaz. In het Nederlands en Duits kreeg dat de betekenis ‘tweestrijd’ en later ‘ruzie’. Ons woord twist komt ervandaan, evenals het Duitse Zwist (een verduitst leenwoord dat afkomstig is van het Nedersaksische twist).

Het Engelse twist ‘draai’ is verwant qua vorm, maar heeft een andere betekenis. Oorspronkelijk moet het iets als ‘twee ineengedraaide dingen’ hebben betekend. In het Middelengels betekende het werkwoord twisten nog ‘samenstrengelen, vlechten’. Nu heeft het de algemenere betekenissen ‘draaien; kronkelen’.

Tussen en zwischen
Een andere Germaanse afleiding was *twiskaz. Dat was een bijvoeglijk naamwoord dat ‘tweevoudig’ betekende. In het Oudnederlands, Oudfries en Oudhoogduits ontstonden de combinaties in twiskan en in zwiskēn, waarin twiskan en zwiskēn vormen van de derde naamval meervoud waren. De combinaties betekenden aanvankelijk ‘te midden van twee (dingen, mensen)’. Later versteenden ze, viel in- weg en kregen we de voorzetsels tussen en zwischen.

Zuster en zulk
Als tussen van in twiskan komt, waarom zeggen we dan niet twissen? In het Middelnederlands bestond twisschen nog, maar de combinatie /wɪ/ veranderde in een u /ʏ/. De oude spelling tusschen herinnert nog aan de Laatmiddelnederlandse uitspraak met sch: /tʏsxən/. Het Fries heeft zelfs de oude /sk/ nog: tusken. In het Duits werd het de sj-klank /ʃ/.

Zo goed als dezelfde klinkerverandering heeft plaatsgevonden in zus(ter) en het Friese suster, woorden die net als Du. Schwester van het Proto-Germaanse *swestēr komen. Het Engelse sister komt van het Oudnoorse systir en niet van het Oudengelse sweostor.

Ook in zulk zien we deze verandering van swe- in zu-: dat komt van *swē-līkaz, letterlijk ‘zolijk’. In dat woord hebben het Engels, Duits en Fries ook geen /w/ meer: such, solch en sok (overigens net als zo, so en sa).

Betwixt en between
Terug naar *twiskaz. Het Engels heeft ook een nazaat: betwixt, een verouderd synoniem van between. In het Oudengels was het betwēox, met het voorvoegsel be- en metathese van /sk/ tot x /ks/. De -t van betwixt is een paragogische t, een niet-oorspronkelijke en betekenisloze t, die we bijvoorbeeld ook in ons woord rijst vinden; vergelijk En. rice en Du. Reis. Later in dit artikel komen we zo’n paragogische t nog een keer tegen.

Between komt via het Oudengelse betwēonum van het Proto-Germaanse bijvoeglijke naamwoord *twīhnaz, dat ook ‘tweevoudig; twee’ betekende. Dat woord is uit de andere standaardtalen verdwenen. Betwēonum betekende oorspronkelijk dus iets als ‘bij twee (dingen, mensen)’. Je kunt het nog altijd alleen gebruiken in combinatie met een tweetal; bij grotere groepen wordt among gebruikt.

Twijfel
De herkomst van het woord twijfel is niet helemaal zeker – hoe toepasselijk – maar de meeste naslagwerken gaan ervan uit dat het van het Indo-Europese *dwey-plo- komt, letterlijk ‘twee-voud’. Twijfel was dan oorspronkelijk het hinken op twee gedachten.

De associatie van onzekerheid met tweevoud kom je vaker tegen in talen. Het Latijnse twijfelwerkwoord dubire, waar het Franse douter, het Engelse to doubt en het Nederlandse dubben vandaan komen, gaat waarschijnlijk terug op het tweewoord *du-bos, dat letterlijk ‘twee zijnd’ moet hebben betekend, waarbij bos dezelfde verre oorsprong had als ik ben en to be. Het Oudengels had nog het werkwoord twēoġan ‘twijfelen’, dat van het West-Germaanse *twihō ‘twijfel’ kwam, ook een afleiding van het oerwoord voor ‘twee’.

Klopt de herkomst van twijfel, dan is zijn voorouder, het Proto-Germaanse *twīflaz, de directe zus van het Latijnse duplus ‘tweevoudig, dubbel’, waarover later meer.

Tweeling, Zwilling, twilling en twin
Tweeling lijkt een simpele combinatie van twee en -ling, maar dat komt waarschijnlijk doordat het woord in de middeleeuwen is aangepast aan het woord twee. Oorspronkelijk moet het dan twilling geweest zijn, dat door assimilatie van /nl/ tot /l/ ontstaan was uit *twinling, van het Proto-Germaanse *twinilingaz, de vorm die ook aan de basis ligt van het Duitse Zwilling, het Friese twilling en – zo vertelde me taalwetenschapper Henk Wolf in een reactie – twanlinge (mv.) uit het Noordfriese dialect Mooring, met zelfs behoud van de /n/. In de Nederfrankische streektalen komt twilling ook daadwerkelijk nog voor.1

Het eerste lid van *twinilingaz was een woord dat in het Engels nog wél zelfstandig voorkomt: twin. Het komt van het Proto-Germaanse *twin(j)az ‘telkens twee; een paar’.

Romaans
Het is tijd om naar het Latijn en zijn nazaten te gaan. Onder de afbeelding ga ik op de vormen in.

Duo, een oud tweevoud
Ook het Latijnse tweewoord had drie geslachtsvormen: duo (mannelijk), duae (vrouwelijk) en duo (onzijdig). Het bijzondere aan de twee duo-vormen is dat ze teruggaan op een oud tweevoud – dus geen meervoud. Waren het meervoudsvormen geweest, dan was de mannelijke vorm *duī geweest en de onzijdige *dua, zoals het mannelijke gallī ‘hanen’ en het onzijdige templa ‘tempels’. Al in het klassieke Latijn was het tweevoud op enkele restjes na verdwenen; een ander relict was ambō ‘beide(n)’.

De Romaanse talen: de geslachten overhoop
In het klassieke Latijn begon de mannelijke vorm duo zich toch als een meervoud te gedragen: de tweevoudsvorm voor de vierde naamval was oorspronkelijk ook duo, maar kreeg de meervoudsvorm duōs. In de Romaanse talen is alleen die naamvalsvorm overgebleven; vandaar dat het Spaans de s-vorm dos heeft. Het Frans heeft nu deux, van het Oudfranse deus [dews], maar de oude eerstenaamvalsvorm dui (spreek uit: duuj /dyj/). heeft het tot in het Oudfrans uitgehouden. Dui was ontstaan uit *duī, een Proto-Romaanse vorm met de eerder aangehaalde mannelijke meervouds-i.

In het Spaans en Frans is de mannelijke vorm de algemene vorm geworden: je zegt dus dos hombres ‘twee mannen’ én dos mujeres ‘twee vrouwen’. Het Portugees maakt nog wél een geslachtsonderscheid tussen een mannelijke en vrouwelijke vorm. De mannelijke is dois (eerder nog dous [dows]) en de vrouwelijke is duas, die teruggaat op de Latijnse vrouwelijke vierde naamval duās. Je zegt dus dois homens ‘twee mannen’ maar duas mulheres ‘twee vrouwen’.

In het Ouditaliaans bestonden drie vormen: dui, due en duo. Duo kwam rechtstreeks uit het Latijn. Zelfs in het Italiaans bestond dat restje van het oude tweevoud dus nog; het werd gebruikt voor mannelijke woorden, want het onzijdige geslacht was verdwenen. Aan de vorm duo hebben wij ons zelfstandig naamwoord duo ‘tweetal’ te danken. Dui was een mannelijke vorm die de eerder besproken meervouds-i van mannelijke woorden had gekregen.

Zowel duo als dui is nu uit de tijd. De twee vormen hebben plaatsgemaakt voor de vrouwelijke vorm due, die ontstaan was uit duās.2 Dat die vorm won, kwam mogelijk ook door de gelijkenis met andere telwoorden die op -e eindigen, zoals tre, cinque, sette en nove.

Duplus en dubbel
Eerder vertelde ik al dat twijfel waarschijnlijk op hetzelfde woord teruggaat als het Latijnse duplus ‘tweevoudig, dubbel’. Verwant aan in ieder geval duplus is het Oudgriekse διπλόος (diplóos), διπλοῦς (diploûs) ‘tweevoudig, dubbel’. Daarvan komt ons woord diploma, dat oorspronkelijk een stuk dubbelgevouwen papier was.

Uit de vierdenaamvalsvorm duplum ontstonden Fr. double, It. doppio, Sp. doble en Po. dobro. Van de Oudfranse vorm doble kwam het Middelnederlandse dobbel, waar het huidige dubbel vandaan komt. Later ontstonden ook de nevenvormen dobbeld/dubbeld en dobbelt/dubbelt, met net zo’n paragogische d/t als in de woorden betwixt en rijst van eerder. Die d/t-vormen leven in veel dialecten voort, waaronder de Nedersaksische en Brabantse.

Bis, biceps en biseksueel
Onze taal kent het woord bis, dat gebruikt wordt om musici te vragen om een toegift, en na nummers, zoals in nummer 3 bis. Bis komt uit het Latijn en is verwant aan duo. Maar waarom lijkt het er dan helemaal niet op?

Bis komt van het Oudlatijnse duis /dwis/ ‘tweemaal’. Voor een i veranderde de medeklinkercombinatie /dw/ in /b/. De /d/, een plofklank, smolt als het ware samen met de /w/, een lipklank, tot een /b/, een plofklank én lipklank.

Van bis komen samenstellingen met bi-, zoals biceps ‘tweehoofdige armspier’ (in het Latijn gewoon nog een bijvoeglijk naamwoord dat ‘tweekoppig’ betekende) en biseksueel, van het Neolatijnse bisexuālis.

Combineren en binair
Dezelfde verandering van /dw/ in /b/ vinden we in het Latijnse bīnī ‘telkens twee; per twee; een paar’. Dat woord zit verstopt in combineren ‘samenvoegen’ (van combīnāre) en binair ‘bestaande uit twee; tweeledig’ (van bīnārius), tegenwoordig vooral bekend van non-binair ‘zich niet in de tweedeling man-vrouw vindende passen’. Deze woorden zijn via het Frans onze taal binnengekomen.

Difficiel, distribueren en diligent
Als voorvoegsel veranderde duis niet in bis maar in dis-, doordat het in die hoedanigheid onbeklmtoond was. Het kreeg meerdere betekenissen, zoals ‘uiteen-‘, ‘on-‘ en ‘uit-‘. Dis- en varianten vinden we in woorden als distribueren ‘uitdelen’ (van distribúere), difficiel ‘moeilijk te voldoen’ (van difficilis: dis-facilis ‘on-makkelijk’) en diligent ‘ijverig’ (van ligentem ‘toegewijd’, oorspronkelijk ‘zorgvuldig uitkiezend’). Ook deze woorden hebben onze taal bereikt via het Frans.

Vingt, venti, veinte, vinte
We sluiten af met de Romaanse woorden voor ‘twintig’. Waar bij dis- de /w/ was weggevallen is bij het Latijnse woord voor ‘twintig’ de /d/ weggevallen: vīgintī. Dat is alleen niet in het Oudlatijn gebeurd – een vorm als *duīgintī heeft nooit bestaan – maar al veel vroeger: nog in het Proto-Indo-Europees.

De verre voorloper van vīgintī was namelijk een samenstelling met het woord voor ‘tien’: *dwi-dkʲti, met *dwi- ‘twee’ en *dkʲm̥ti, verwant aan dékʲm̥, waar het Latijnse decem ‘tien’ vandaan komt. Uit *dwi-dkʲti ontstond *hwi-hti, enkele millennia later wīkentī tot slot vīgintī. In het Proto-Romaans verloor dat telwoord zijn g /ɣ/ en zo kregen we Fr. vingt (waarin de g niets meer dan een versiersel is), It. venti, Sp. veinte en Po. vinte.

Voetnoten:

  1. Philippa e.a. (2003-2009) spreken met enige onzekerheid over twilling: “De vorm uit 1350 [twillinge] wordt door het MNW als schrijffout voor twilinge opgevat, maar zou eventueel ook een assimilatie van ouder *twinling kunnen zijn.” De Noord-Brabantse dialecten lijken op *twinling te wijzen met vormen als twilling en twelling, maar de mogelijkheid bestaat dat die vormen door klinkerverkorting uit tweeling zijn ontstaan en dat de gelijkenis met Du. Zwilling en Fr. twilling op toeval berust. Daar lijkt de situatie in mijn regio, de Langstraat, namelijk op te wijzen. ‘Twee’ heeft in oude variëteiten van de Langstraatdialecten namelijk de vorm tweê /tβ̞iɛ̯/, waarbij de tweeklank /iɛ̯/ afstamt van de West-Germaanse ai van *twai. Als die tweeklank /iɛ̯/ verkort wordt – wat in veel woorden is gebeurd – ontstaat de stijgende tweeklank /i̯ɛ/ (-achtig dus). Zo staat het verkorte stîntje /sti̯ɛɲt͜ɕə/ tegenover steên /stiɛ̯n/ (< *stainaz). In de meeste Langstraatdialecten is die stijgende diftong nu vervangen door de korte i /ɪ/: stintje, maar in Vlijmen door de korte e /ɛ/: stentje. Hetzelfde is gebeurd met bijvoorbeeld het oude twîdde /tβ̞i̯ɛdə/: twedde /tβ̞ɛdə/ in Vlijmen, twidde /tβ̞ɪdə/ elders. Nu komt het: waar in de hele Langstraat twilling klinkt, heeft Vlijmen twelling. Dat lijkt er dus op te wijzen dat twilling en twelling van de verkorte vorm *twîlling komen (die ik niet heb aangetroffen) en dus van het lange tweêling – net zoals twidde en twedde van twîdde en dus van het lange tweêde komen – en dus niet van *twinling, dat nooit een tweeklank heeft gehad (Proto-Germaans *twinilingaz). De Germaanse i is namelijk ook in het Vlijmens gewoon een i geworden: *wiljaną is ook in het Vlijmens wille geworden en niet *welle.
  2. Due en andere Italiaanse vrouwelijke meervoudsvormen zoals donne ‘vrouwen’, amiche ‘vriendinnen’ en penne ‘veren; pennen; buisjespasta’ komen niet van de Latijnse eerstenaamvalsvormen duae, dominae, amīcae en pennae maar van de vierdenaamvalsvormen duās, dominās, amīcas en pennās. Als het de eerste naamval was geweest, was amīcae niet veranderd in amiche /a’mike/ maar in *amice /a’mitʃe/ gehad. Dan had de c namelijk de gebruikelijke verandering van /k/ in /tʃ/ ondergaan voor de voorklinkers /i/ en /e/, zoals in cena /tʃena/ en amici /a’mitʃi/. Maar de ch van amiche staat voor een /k/. Amiche kan dus niet op amīcae teruggaan; in plaats daarvan moet het van amīcas komen. De uitgang ās van de vierde naamval veranderde via /aj/ in /e/, nádat de verandering van /ke/ in /tʃe/ was uitgewerkt. De fase /aj/ zien we nog in woorden als crai uit crās ‘morgen’ en stai uit stās ‘jij staat’. Op /aj/ volgde de fase /e/ en die werd bereikt in onbeklemtoonde lettergrepen, zoals ook in het Ouditaliaanse ame ‘jij houdt van’, uit amās. Pas later is ame door ami vervangen, naar analogie van andere tweedepersoonsvormen.
    Dezelfde verandering van /s/ in /j/ zien we in woorden als noi ‘wij’ en poi ‘vervolgens’, uit nōs en post, en in sei uit *ses (< es) ‘jij bent’ en *ses (< sex) ‘zes’. Ter vergelijking: onbeklemtoond /oj/ uit /os/ werd /o/, zoals in dopo (< dē post) tegenover poi (< post), en Ouditaliaans no ‘ons’ tegenover noi ‘wij; óns’. Onbeklemtoond /ej/ uit /es/ werd /i/, zoals in uomini (< hominēs) en vedi (< vidēs). (Alkire & Rosen 2010, p. 189-190)

6 gedachten over “Twijfel, tussen, twijg en twist: tweewoorden

Voeg uw reactie toe

  1. Interessant met twee-woorden. Ik vraag me af hoeveel er nog te vinden is van de dualis in de verschillende talen. In het Italiaans zijn er een aantal meervouden, die ogenschijnlijk onregelmatig zijn, maar die ik altijd als overblijfsel van de dualis heb opgevat. Sommige woorden zijn in het enkelvoud mannelijk, in het meervoud vrouwelijk, terwijl ook de “regelmatige” meervoudsvorm bestaat. Het gaat hier om dingen die gewoonlijk getweeën, of in vaste aantallen voorkomen. Hierbij wordt het schijnbaar vrouwelijke meervoud gebruikt om aan 2 dingen te refereren, terwijl het schijnbaar mannlijke meervoud een meer collectief begrip is. Voorbeelden:
    – il braccio (de arm), le braccie (de 2 armen van een mens), i bracci (armen in het algemeen).
    – il lenzuolo (laken), le lenzuole (set beddelakens, vroeger vaak bestaande uit onder- en bovenlaken), i lenzuoli.
    – il dito (vinger), le dita (de 10 vingers van je handen), i diti (vingers in het algemeen).
    – il muro (muur), le mura (stadsmuren), i muri (muren).
    – la mano, le mani (hand) volgt niet helemaal de regel, aangezien het enkelvoud ook vrouwelijk is, maar wel met mannelijke -o aan het einde.

    Geliked door 1 persoon

    1. Dank je wel voor je reactie! (Ik hoop dat ik mag tutoyeren.)
      Van de echte dualis is op ‘ambo’ (beide(n)) na helaas niets over in het Italiaans. De Italiaanse vrouwelijke meervouden die je aanhaalt, zijn desalniettemin zeker interessant, omdat ze inderdaad een soort nieuwe dualisachtige functie hebben gekregen. Zo had ik er nog niet naar gekeken.

      Historisch bekeken zijn het echter restanten van het Latijnse onzijdige geslacht:
      – ‘bracchium’ ~ ‘bracchia’
      – ‘linteolum’ ~ ‘linteola’
      Het enkelvoud werd – net als andere onzijdige enkelvoudsvormen – mannelijk gemaakt, maar de meervoudsvormen ‘braccia’ en ‘lenzuola’ bleven bestaan. Doordat de -a geassocieerd werd met het vrouwelijke geslacht, kwam er het vrouwelijke lidwoord ‘le’ bij, in plaats van het verwachte onzijdige *la. Tot deze groep behoort bijvoorbeeld ook ‘l’uovo ~ le uova’, van ‘ovum ~ ova’.

      Dat zulke meervouden een eigen functie kregen, zoals je vertelt, wordt onderstreept door het feit dat ze aantrekkingskracht hebben uitgeoefend op woorden die nooit onzijdig waren geweest: ‘dito’ en ‘muro’ waren van oudsher gewoon mannelijke woorden (‘digitus’ ~ digitī’ en ‘mūrus’ ~ ‘mūrī’). Hun huidige a-meervoudsvormen zijn dus analogisch ontstaan.

      ‘Mano’ is weer een apart – maar niet minder interessant – geval: dat was samen met het verdwenen ‘anus’ (oude vrouw) het enige woord uit de vijfde Latijnse verbuigingsgroep dat vrouwelijk was: ‘manus’ ~ ‘manūs’ (met een lange ū). Dat vrouwelijke geslacht is gebleven in de Romaanse talen (Fr. ‘la main’, Po. ‘a mão’ etc.), maar het meervoud heeft zich aangesloten bij de mannelijke woorden. ‘Manūs’ had ‘manu’ moeten worden, maar doordat andere woorden uit die groep – zoals ‘lacus’ ~ ‘lacūs’ (meer) – zich aan hebben gesloten bij de reguliere mannelijke woorden – ‘lago ~ laghi’ – heeft het meervoud van ‘mano’ dat ook gedaan. Het is best bijzonder dat de lidwoorden al die tijd toch vrouwelijk zijn gebleven. De oorzaak zal de hoge gebruiksfrequentie van dit woord zijn geweest.

      Like

  2. Hartelijk dank voor dit uitvoerige antwoord! Ik ben slechts een amateur, zonder grote talenknobbel. Altijd met de hakken over de sloot op school, een echt beta-mens. Door omstandigheden na de middelbare school meerdere talen geleerd. En eenmaal bewust van brood, Brot, bread, brød; rood, rot, red, rød rijtjes, geinteresserd geraakt door de bijna mathematische wetmatigheden van de vergelijkende taalwetenschap.
    En ja, zeg maar je tegen me. Ik heet gewoon Ruud in Nderland.

    Geliked door 1 persoon

    1. Mooi om te horen dat de vergelijkende taalwetenschap met zijn wetmatigheden zo je interesse heeft gewekt. In de eerste jaren van de middelbare school was ik naast geen wiskundemens ook allesbehalve een talenmens – drieën, vieren en vijven voor Frans en Duits – maar toen ik in de vijfde klas toevallig in aanraking kwam met de historische taalwetenschap, was ik verkocht. Ik zou willen dat taalkunde een plek kreeg in het curriculum.

      Geliked door 1 persoon

  3. Misschien interessant om te weten, ook vanwege noot 1: in het Noordfriese dialect Mooring wordt ‘twanlinge’ gezegd voor ‘tweelingen’, dus met een -n- (en de voor het dialect typerende klinkerverlaging).

    Wat een prachtig blog overigens, ik lees je stukken met heel veel plezier.

    Geliked door 1 persoon

    1. Hartelijk bedankt, Henk, zowel voor de waardering die je uitspreekt als voor het noemen van ‘twanlinge’!
      Mooi dat er nog een taal is die de -n- behouden heeft. Ik heb er een zin over toegevoegd aan het artikel, waarbij ik naar jou verwijs.

      Like

Plaats een reactie

Maak een website of blog op WordPress.com

Omhoog ↑