Spookmedeklinkers

Wat heeft het Brabants gemeen het met Italiaans? Weinig. Maar in allebei die talen vind je mijn favoriete fenomeen: spookmedeklinkers. Daar hebben bepaalde medeklinkers die al lang geleden zijn gesneuveld, namelijk nog steeds een effect. Om dat uit te leggen heb ik een video gemaakt. Daarin vertel ik eerst over spookmedeklinkers in de taal van... Lees verder →

Een Latijnse brief in het Germaans

Voor het maken van de infographic die je hierboven ziet, dook ik onlangs in de etymologie van het woord brief. Hoe Nederlands dat woord er ook uitziet, het is ontleend aan het Latijnse breve, dat ‘kort’ betekent. Die ontlening heeft al heel lang geleden plaatsgevonden, maar de bronnen die ik raadpleegde, bleken van mening te... Lees verder →

Winterse liefde in het Middelnederlands

Welk seizoen is het best geschikt voor het bedrijven van de liefde? In het veertiende-eeuwse Middelnederlandse toneelstuk Vanden Winter ende vanden Somer zijn de meningen verdeeld. Verdedigers van de zomer beweren dat de hitte voor zwoele gevoelens zorgt, terwijl voorstanders van de winter van mening zijn dat de kou mensen nader tot elkaar brengt. Een... Lees verder →

Proeven: Frans of Latijn?

Het werkwoord proeven ziet er oer-Nederlands uit, maar dat is het niet. Het vindt zijn oorsprong in het Latijnse probāre, dat volgens het woordenboek van Pinkster (2003) onder andere ‘keuren; testen; onderzoeken; proberen; beoordelen; goedkeuren’ betekent. Probāre is ook een tweede maal ontleend, namelijk als proberen. Het Latijnse probāre is zelf een afleiding van het... Lees verder →

‘Zoet’ van 2500 v.C. tot nu

Uit het Proto-Germaanse *swōtija- ‘zoet’ is in de Westgermaanse talen een groot scala aan vormen ontstaan. In het Nederlands werd het woord bijvoorbeeld zoet, in het Engels sweet, in het Duits süß en in het Fries swiet. Hoe zijn al die verschillende vormen uit één en hetzelfde *swōtija- ontstaan? In dit artikel leg ik dat uit en... Lees verder →

Beleefdheid: slijtage en vervanging

Veel talen hebben naast een informele aanspreekvorm, zoals jij en tu, ook een beleefdheidsvorm, zoals u en vous. U-vormen gebruik je in formele situaties, tegenover iemand met een hogere status, tegenover vreemden van dezelfde of een hogere leeftijd, of om afstand te bewaren. Voor sprekers van het Nederlands en de Romaanse talen is dat de... Lees verder →

De ou en au, de ei en ij

Wie Nederlands leert lezen en schrijven, komt er niet onderuit: het verschil tussen ou en au en tussen ei en ij. In groep drie leerde ik welke woorden je met een 'otje-ou' schrijft en welke met een 'atje-au', en welke woorden een 'korte ei' hebben en welke een 'lange ij'. Dat was een hele opgave:... Lees verder →

Er was eens een er

Er - een klein maar veelzijdig en alomtegenwoordig woord. Moedertaalsprekers van het Nederlands verwerven het al jong en gebruiken het daardoor onbewust, maar wie de taal op latere leeftijd leert, heeft uitleg en oefening nodig om het gebruik van er goed onder de knie te krijgen. Buiten het Nederlands en de streektalen van Nederland en... Lees verder →

Maak een website of blog op WordPress.com

Omhoog ↑