Zeggen juli dat ook?

Een tijd geleden stelde iemand mij een verrassende vraag: ‘Yoïn, zijn er meer talen op de wereld waarin sommige maandnamen dezelfde uitspraak hebben als voornaamwoorden? In het Nederlands heb je mei en mij, en juli en jullie.’ Ik raakte even van mijn à propos. Juli en jullie spreek je toch niet hetzelfde uit? Ik niet althans. Maar zij wel – en wat blijkt: ze is lang niet de enige. Hoe zit dat?

Leestijd: 11 minuten

Vooraf: Nederland tegenover België
Dit artikel gaat over het Nederlands van Nederland. In bepaalde regio's in Vlaanderen, met name in en rondom Antwerpen, spreken mensen de u van woorden als kus, put, lucht en jullie uit met de klinker die Nederlanders in het woord fuut laten horen. Voor mij als Nederlander klinken die woorden dan dus als kuus, puut, luucht en julie. Over dat Vlaamse accent heb ik het in dit artikel dus niet.

Ik zou het liefst uitzoeken waar, in welke sociale klassen en in welke leeftijdsgroepen mensen jullie uitspreken als julie, maar het ontbreekt me aan middelen. Daarom moeten we het in dit artikel stellen met anekdotische data. Sinds ik erop let, hoor ik heel veel Nederlanders julie zeggen. In de video hieronder hoor je die uitspraak bij acteur Leo Alkemade, onder andere op 0:03 en – heel duidelijk – op 0:17:


In het vervolg van dit stuk ga ik niet verder in op wie het zegt, maar het vandaan komt: hoe kan de uitspraak julie ontstaan zijn?

Wat gebeurt er?

Voordat we naar de herkomst van een verschijnsel kunnen kijken, moeten we eerst helder krijgen wat er precies gebeurt: wat doen mensen die jullie uitspreken als julie? Wie julie zegt, gebruikt niet de u van fut maar de u van fuut; het verschil in het aantal l’en is maar een spellingkwestie.

Op de basisschool heb ik geleerd dat de u van fut kort is en de uu van fuut lang. Dat verhaal staat nog steeds in veel lesmethodes, maar fonetisch klopt er niks van. Spreek ik fut en fuut uit en analyseer je de geluidsopname, dan zie je twee even lange klinkers: allebei ongeveer 1,5 milliseconde. Als ik fuut écht met een lange u uitspreek, namelijk die van centrifuge en etude, dan kom ik uit op zo’n 3 milliseconden. Hieronder hoor en zie je de verschillen:

In het Internationaal Fonetisch Alfabet noteer je de u van put als /ʏ/ en de uu van fuut als /y/ – een geheel ander symbool dus. Het lengteteken /ː/ komt pas voor de dag bij de écht lange /yː/ van woorden als centrifuge.


Julie-zeggers maken de klinker van jullie lang’ kunnen we dus naar de prullenbak verwijzen. Wat doen ze dan wel? De klinkers van fut en fuut verschillen niet qua lengte maar qua tong- en kaakpositie. Klinkerverschillen maak je onder andere door je tong en kaak in verschillende posities te zetten. Als je je mond voorstelt als een huis van drie woonlagen, spreek je de u van fut uit met de tong op zolder. De uu van fuut zit hoger: je houdt je tong dan tegen het dak (en de kaak is ook iets meer gesloten). Je kunt je tong ook echt omhoog voelen gaan als je van de fut-u naar de fuut-uu gaat.

Ik vertel dit fonetische verhaal niet zomaar: later in dit stuk is het van belang.

Bit en biet
Het verschil tussen de i van bit en de ie van biet is hetzelfde (in het Nederlands-Nederlands): geen verschil in lengte maar in tong- en kaakpositie: fonetisch /ɪ/ versus /i/. De ie van biet is dus geen 'lange ie'; die van vieren wel, en dat komt door de r. Vergelijk ook fuut met huren. De echt lange /iː/ vind je ook in leenwoorden als analyse en team.

Waardoor gebeurt het?

Nu we weten dat julie-zeggers de klinker van jullie met een hogere tong uitspreken, kunnen we door naar de oorzaak. Ik denk dat we julie kunnen verklaren als een geval van umlaut – en dan heb ik het niet over de Duitse puntjes op een letter. Umlaut is een klankverandering die het volgende inhoudt: de klinker in lettergreep 1 wordt beïnvloed door die van lettergreep 2. Ik vermoed dus dat jullie de uitspraak julie heeft gekregen door de ie.

I-umlaut
Er zijn allerlei soorten umlaut, maar hier gaat het om i-umlaut. Bij i-umlaut is het een ie-klank die voor een verandering zorgt van de klinker in de lettergreep daarvoor. In dit artikel gebruik ik de overkoepelende term umlaut, wat ook in de meeste taalkundige literatuur gebeurt als het om i-umlaut gaat.

Hoe kan een ie-klank de klinker ervóór beïnvloeden? En wat heeft dat te maken me dat verhaal over tongpositie dat ik eerder vertelde? We nemen er de huisvergelijking weer even bij: de ie maak je met je tong tegen het dak van de mond. De tong gaat dus helemaal omhoog. De u van put zit lager, zoals ik eerder vertelde: op zolder. Spreken we snel, dan zijn we geneigd om het ons makkelijker te maken, net zoals we de hoek van een voetpad weleens willen afsnijden door een diagonaal olifantenpaadje te nemen. Voor jullie betekent dat het volgende: om sneller bij die hoge ie te komen, zetten we tong in de eerste lettergreep ook alvast tegen het dak. Dat scheelt namelijk een beweging. En ga je naar dat dak, dan kom je uit bij de uu van fuut, zoals we gezien hebben.

Samengevat: mensen die jullie uitspreken als julie, nemen in lettergreep 1 een voorschot op lettergreep 2. Ze maken de uitspraak efficiënter, zou je kunnen zeggen.

Althans, dat geldt dan voor de eerste mensen die jullie uit begonnen te spreken als julie. Veel huidige julie-zeggers kunnen die nieuwe uitspraakvorm dan kant-en-klaar van hen hebben overgenomen.

Hieronder staat een heel schematische weergave van de positie van de Standaardnederlandse klinkers in de mond. Linksboven zie je de ie, uu en u. Na de afbeelding gaat het artikel verder.

Waarom niet ook in andere woorden?

Als mijn verklaring klopt, waarom hoor je Nederlanders smurrie dan niet ook uitspreken als smurie, functie als fuunctie, en mummie als mumie? Die woorden hebben immers ook een ie in de lettergreep na de u.

Het verschil zit, vermoed ik, in het gebruik. Smurrie, functie en mummie zijn zelfstandige naamwoorden die niet zo gek veel voorkomen, maar jullie is een persoonlijk voornaamwoord en daarmee een van de meestgebruikte woorden van het Nederlands. Je zegt het bovendien gewoonlijk zonder klemtoon. Onbeklemtoonde lettergrepen zijn extra vatbaar voor klinkerveranderingen ten behoeve van het uitspraakgemak – en al helemaal in hoogfrequente woorden. Daardoor krijgt i-umlaut in het Nederlands alleen vat op jullie (als je deze gevallen niet meerekent).

Jullie, een buitenstaander
Jullie is een vreemde eend in de bijt van de persoonlijke voornaamwoorden. Van ik tot hem en van wij tot jou - persoonlijke voornaamwoorden hebben in het Nederlands maar één lettergreep - behalve jullie. Dat komt doordat jullie is ontstaan uit je-lie, een verkorting van je-lieden, dus iets als 'je-mensen'. Dat ontstond enkele eeuwen geleden om onderscheid te maken met het je van het enkelvoud. Je werd aanvankelijk namelijk zowel voor het enkelvoud als het meervoud gebruikt. Je kunt het vergelijken met wat Engelstaligen doen die in het meervoud you guys of y'all zeggen.

Jullie was dus een vrij logge toevoeging aan het voornaamwoordenteam. Om het woord net zo snel te kunnen uitspreken als zijn kortere teamgenoten, maken sommige Nederlanders er zelfs jul van als ze snel praten: doen jul dat ook?

Umlaut vroeger

Verdiep je je in de geschiedenis van de Germaanse talen, dan kom je niet om umlaut heen. Umlaut heeft namelijk flink huisgehouden in de Noord- en West-Germaanse talen van de vroege middeleeuwen. De effecten daarvan zijn te zien in talloze woorden.

Bed komt bijvoorbeeld van het West-Germaanse *badi. De i veranderde de a op den duur in een e. Om nog even terug te grijpen op het huis: bij de a staat de tong op de begane grond, terwijl hij bij de e al een verdieping hoger staat, en dus dichter bij de i waar hij in de volgende lettergreep moet zijn. In het Oost-Germaans van de vierde eeuw, het Gotisch, zien we geen umlaut. Daar is het woord voor ‘bed’ nog badi.

In het Duits, het Engels en onze oostelijke streektalen heeft umlaut lang geleden zelfs een speciale functie gekregen: het werd een manier om een woord in het meervoud te zetten. Hieronder lees je daar alles over in het hoofdstuk Voeten met umlaut uit mijn boek Die goeie ouwe taal, dat in februari van dit jaar is uitgekomen bij Ambo/Anthos.


Voeten met umlaut

In het Engels is er iets vreemds aan de hand met sommige meervoudsvormen. Ze krijgen niet de uitgang -s maar hun klinker verandert. Foot wordt bijvoorbeeld feet. De Nederlandse tegenhanger van dat meervoud is geheel regelmatig: voeten, maar in het Duits gebeurt er ook iets met de klinker: Fuß verandert in Füße. Wat is hier aan de hand en waarom doet het Nederlands niet mee?

In het Proto-West-Germaans waren er uiteenlopende meervoudsuitgangen. Een daarvan was *-i. Die werd onder meer gebruikt bij de voorloper van voet: bij het enkelvoud *fōt (‘voet’) hoorde het meervoud *fōti (‘voeten’). In sommige van de dochtertalen kreeg die -i een bijzonder effect: hij begon de klinker in de lettergreep ervóór te beïnvloeden. Dat had de volgende oorzaak. De klinker [ie] maak je met je tong voor in je mond. Daarmee verschilt hij veel van de [oo] van *fōti, want die maak je achterin. Om van de [oo] bij de [ie] te komen, moest de tong dus een grote sprong maken. Om die afstand te verkleinen gingen mensen een beetje smokkelen: ze gingen de [oo] alvast wat dichter bij de [ie] uitspreken. In het Oudengels ontstond daardoor een [eu]-klank: die maak je ook voor in de mond, vlak bij de [ie]. Later sleet de uitgang -i af. Zo ontstond het Oudengelse meervoud fœ̄t [feut] tegenover het enkelvoud fōt [foot]. Dit effect van een i op een voorafgaande klinker heet umlaut.

In het Engels zijn klinkers altijd ongelooflijk instabiel geweest. Al snel werd de Oudengelse [eu] een [ee]: fēt. In het Middelengels begonnen lange klinkers gespeld te worden met twee letters, en zo kregen we foot en feet. Nog weer later veranderde de [ee] in een lange [ie], maar de spelling bleef achter. Vandaar dat je nu feet schrijft maar [fiet] zegt. Bij veel Britten lijkt de uitspraak intussen al op [feejt]. De klinker blijft maar veranderen.

Er zijn nog meer umlautmeervouden in het Engels, maar het groepje is door de eeuwen heen wel kleiner geworden. Het patroon van foot ~ feet vind je nog bij goose ~ geese en tooth ~ teeth. Mouse en louse trekken ook nog samen op: die veranderen in mice en lice. Daarnaast heb je man ~ men en woman ~ women. Een verdwenen umlautmeervoud is geat, de oorspronkelijke meervoudsvorm van goat; dat is nu goats.

In het Oudhoogduitse meervoud fuoʒi zorgde de uitgang -i ook voor umlaut, maar in tegenstelling tot het Engels is die uitgang niet weggevallen nadat hij de klinker had veranderd. Hij is alleen afgesleten tot een doffe -e. Daardoor is het nu Fuß tegenover Füße. In het Duits is de umlautklinker bovendien goed te herkennen aan de puntjes. Zo heb je ook Gans ~ Gänse en Maus ~ Mäuse. Dat we die puntjes umlaut noemen, is geen toeval: ze zijn vernoemd naar de klankverandering.

Waarom heeft voeten bij ons geen andere klinker dan in het enkelvoud? Dat komt doordat de -i in het westelijke Oudnederlands al een doffe -e werd vóórdat hij umlaut kon veroorzaken. Het Oudnederlandse fuoti werd al vroeg fuote en daardoor kon er geen umlaut meer optreden. Fuote veranderde via het Middelnederlandse voete in ons voeten.

In het oostelijke Oudnederlands ging het anders. Daar bleef de -i langer bewaard, waardoor er wél umlaut optrad. Daardoor heeft het Limburgs nu voot ~ veut en het Oost-Brabants voewt ~ vuujt. Net als in het Engels sleet de uitgang uiteindelijk geheel weg.

Het Nedersaksisch doet ook mee – althans deels. In het Twents en het Achterhoeks bleef de -i lang genoeg bewaard voor umlaut. Daardoor vind je daar nu paren als voot ~ veute. Verder naar het noordwesten is het meervoud umlautloos gebleven: in het Veluws en Drents heb je bijvoorbeeld voet ~ voetn en in het Gronings vout ~ voutn.

Door de invloed van het Standaardnederlands is het wel zo dat de umlaut in de streektalen aan het aftakelen is. Veel van de Oost-Brabanders die het dialect nog machtig zijn, hebben vuujt bijvoorbeeld ingewisseld voor voewte, onder invloed van het Standaardnederlandse umlautloze voeten.

8 gedachten over “Zeggen juli dat ook?

Voeg uw reactie toe

  1. Beste Yoin, eerst en vooral dank om deze observatie hier met ons te delen. Ik was me hier niet van bewust en mijn gedachtegang over het oplossen van dit vraagstuk heeft mijn kennis verdiept. Een fijne ervaring.

    Je haalt de Antwerpenaren aan, en ik voeg hier bij uitbreiding alle Zuidbrabanders bij, die het vertikken om woorden zoals druk en hut correct uit te spreken. Zij zeggen in dit geval in alle omstandigheden druuk en huut. Voor Zuidbranders is het normaal om de persoonsvorm in kwestie uit te spreken als j[uu]llie. Voor deze groep gaat het hier inderdaad over een umlaut.

    Maar over het algemeen gaat het nier niet over een umlaut, wel over een natuurlijke, bijna onvermijdelijke palatalisatie.
    Een umlaut wordt in oorsprong bewust toegepast (wat later door de sprekers al eens vergeten wordt) en die verandering gebeurt op regelmatige basis, toegepast op meerdere woorden.

    Ik probeer mijn uitleg over de oplossing van dit vraagstuk zo kort mogelijk te houden.
    In de taalwetenschap wordt het verhemelte het palataal genoemd.
    Heel wat klanken worden gevormd met palataal contact. Dat wil zeggen dat de tong het palataal raakt.
    Bij dit palataal contact is er geen volledige obstructie van de luchtweg; het tongcontact wordt gemaakt op de zijkanten van het verhemelte waarbij de tong ook de tanden aanraakt. Zo kan de lucht naar buiten blijven stromen.
    We hebben in het persoonlijk voornaamwoord jullie vier fonemen (afzonderlijke klanken), in de vorm van de volgende grafemen:

    • j, de anlaut
    • u
    • l
    • ie, de auslaut

    De anlaut, j, wordt gevormd met palataal contact.
    De auslaut, ie, wordt gevormd met palataal contact.
    De medeklinker l klinkt mee met de auslaut ie. l en ie vormen een auslautcluster met palataal contact.

    De u -zoals in juk, druk en hut- zit “gekneld” tussen een anlaut met palataal contact (j) en een auslautcluster (lie) met palataal contact.

    Als je het woord jullie correct wil uitspreken, dat moet voor de klankvorming van de u de tong even van het palataal weggenomen worden om vervolgens snel weer contact te maken met het palataal om de auslautcluster lie te vormen.
    Dus:

    • j, met palataal contact
    • u, zonder palataal contact, tong moet even kort naar beneden
    • lie, met palataal contact

    Het is veel gemakkelijker, en dat gebeurt veelal onbewust, om de u (zoals in druk en hut) te palataliseren tot uu (zoals in duur en kuur)

    uu is een klank die gevormd wordt met palataal contact.

    In deze omstandigheid ontstaat er hier een natuurlijke, bijna onvermijdelijke, palatalisatie van u naar uu.
    Het woord in kwestie wordt dan j[uu]llie, in plaats van j[u]llie.

    • j, met palataal contact
    • uu, met palataal contact
    • lie, met palataal contact

    Het bewuste woord volledig met palataal contact uitspreken is veel gemakkelijker.

    Volgens deze gedachtengang is het dus heel natuurlijk om toe te geven aan deze palatalisatie.
    Dat verklaart dan ook waarom je de uitspraak j[uu]llie kan horen van mensen van wie je het niet verwacht.
    Net zoals reageerder Gijs Korevaar kan ik niet met zekerheid zeggen hoe ik het woord jullie normaal gezien uitspreek. Waarschijnlijk eerder met die natuurlijke palatalisatie. Bij het oefenen van de juiste uitspraak kwam ook de sjwa (doffe e) even om de hoek loeren, in plaats van de juiste u-klank.
    Tot slot kom ik palatalisatie heel veel tegen in mijn taalonderzoek en daarom ben ik hier goed mee vertrouwd. Het oplossen van dit vraagstuk heeft me weer een stuk wijzer en bewuster gemaakt. Ik heb hier nu een uitzondering aangetoond, maar voor de rest is palatalisatie tot nader bericht altijd een bewust proces, het toepassen van een umlaut.

    Het was voor mij een fijne ontdekking dat palatalisatie ook op deze manier voorkomt. En daar heb je een belangrijke bijdrage aan geleverd.

    Geliked door 1 persoon

    1. Blijkbaar moest ik eerst mijn WordPress-profiel invullen om mijn online-naam correct weer te geven. Dat is dus niet happilysuperb78aac0894e, maar wel boomgeest. Blijkbaar is er een verschil tussen wat er getoond wordt in de invulvelden bij het versturen van een reactie en wat er uiteindelijke getoond wordt op de website. Mijn website, http://www.talig.eu, die ik ingevuld heb in het betreffende vak wordt of werd ook niet getoond.

      Geliked door 1 persoon

    2. Dag Carlos, dank je wel voor je reactie. Ik had al zo’n vermoeden dat jij het was, dus goed om te weten dat WordPress iets geks heeft gedaan met je gebruikersnaam.

      Ik sluit zeker niet uit dat ook de /j/ bijgedragen kan hebben aan de verandering van /ʏ/ in /y/. Zo’n effect van een vooráfgaande /j/ is wel echt extreem zeldzaam, voor zover ik na kan gaan. In de Romaanse talen, die bol staan van de historische palatalisaties, kan ik nog geen handjevol voorbeelden aanwijzen:
      Latijn ‘januārius’ → ‘jenuārius’ → Spaans ‘enero’
      Latijn ‘jactāre’ → ‘jectāre’ → Spaans ‘echar’, Frans ‘jeter’, Italiaans ‘gettare’

      Een paar kanttekeningen:
      I-umlaut is inderdaad een vorm van palatalisatie: de /ʏ/ wordt een palatalere /y/ door afstandsassimilatie aan de /i/, net zoals de /ɑ/ een palatalere /æ/ is geworden in verkleinwoorden als ‘menneke, menke’. Die termen heb ik vermeden om het artikel toegankelijk te houden. Bovendien is i-umlaut een subcategorie van palatalisatie, dus een specifiekere term.

      De /l/ is geen palatale klank: het is een alveolaire medeklinker. Breng je die naar het palatum, dan krijg je de /ʎ/ van het Italiaanse ‘gli’. Volgens mij hebben bepaalde Limburgse dialecten die klank in vormen als ‘wèljtj’ /β̞ɛʎcç/.

      Umlaut is aanvankelijk allerminst een bewust proces. Mensen beginnen klinkers onbewust een fractie palatalater uit te spreken in bepaalde woorden, en zolang de umlautfactor (de /i/ of de /j/) er nog is, is de palatalere klinker gewoon een allofoon van de oorspronkelijke. Dat zien we bijvoorbeeld aan de spelling in het Oudhoogduits: in een periode dat geümlaute klanken al bestaan moeten hebben, zien we ze nog nauwelijks in de spelling uitgedrukt. In het Oudhoogduits was het bijvoorbeeld ‘fuolen’ (voelen), maar dat moet al uitgesproken zijn geweest als “füölen”, want de umlautfactor (de -ij- van West-Germaans *fōlijan) was intussen al verdwenen, en in het Middelhoogduits treffen we ‘vüelen’ aan, mét umlaut.

      Later kan umlaut een semi-bewust proces worden. In het Duits, Limburgs en Nedersaksisch is umlaut gaan fungeren als meervoudsmarkeerder, ook in woorden die historisch gezien geen umlautfactor hadden. ‘Baum ~ bäume’ en ‘boum ~ buim’ komen immers van *baum ~ *baumā, niet van *baumi met -i in het meervoud. Toen bepaalde hoogfrequente woorden (zoals dat voor “voet”) umlaut hadden, zijn mensen dat patroon analogisch gaan toepassen op andere meervouden.

      Overschat moedertaalsprekers niet: als ik Oost-Brabanders vertel wat ze met de klinker doen in verkleinwoorden (zoals ‘man ~ menneke’, ‘stoewl ~ stuultje’ en ‘ròk ~ rùkske’) slaan er genoeg stijl achterover: “Nooit geweten dat ik dat doe!”

      Like

  2. Voor mij kan julie of jullie allebei. Ik geloof wel dat ik ben opgegroeid ben met de julie-uitspraak, maar dat ik dat pas later heb afgeleerd. Ik kom ook uit een plaats waar het meervoud van foet voor sommigen futen was.

    Geliked door 1 persoon

      1. Nee, dit is Leeuwarders. Ik ben er zelf niet mee opgegroeid maar het werd destijds nog wel veel door de oudere generatie gesproken.

        Geliked door 1 persoon

  3. Nu je het zegt; in het proces dat ik beschrijf wordt de /l/ inderdaad een /ʎ/. Dit had ik nog niet in de gaten. Bijzonder leerrijk dit, waarvoor mijn dank.

    Maar mijn uitleg over de natuurlijke palatalisatie blijft stand houden, toch met betrekking tot bepaalde sprekers.

    In de correcte uitspraak van het persoonlijk voornaamwoord jullie wordt wat we kennen als l als /l/ uitgesproken, zoals het hoort.

    In de natuurlijke palatalisatie die ik beschrijf is er dus niet alleen de palatalisatie van u /ʏ/ naar uu /y/, maar ook die van /l/ naar /ʎ/.

    Je hebt het goed voor dat wij Limburgers goed vertrouwd zijn met deze /ʎ/.

    Ik hoorde op het eerste gezicht geen verschil tussen /l/ en /ʎ/. Bij een snelle uitspraak merk ik het verschil niet eens op, maar een geoefend oor zal wel horen dat die /l/ sterker gearticuleerd wordt.

    In de palatalisatie die ik tegenkom in mijn onderzoek – vooral, maar niet exclusief in Belgisch Limburg – is dit proces altijd bewust gebeurt. Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid een modetrend in de taal.

    Geliked door 1 persoon

Geef een reactie op Gijs Koorevaar Reactie annuleren

Maak een website of blog op WordPress.com

Omhoog ↑