O-ranje

Een van de gevolgen van de Nederlandse deelname aan het EK voetbal is dat we één woord een stuk meer dan anders horen: oranje. Met de uitspraak van dat woord is iets bijzonders aan de hand: in de mond van veel Nederlanders krijgt oranje een uitspraak die afwijkt van wat je zou verwachten: o-ranje, met... Lees verder →

Dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag

Vorige maand heb ik vier video's gemaakt over de herkomst van de Engelse weekdagnamen Tuesday, Wednesday, Thursday en Friday. In die video's zie en hoor je hoe de uitspraak de uitspraak in de afgelopen 2300 jaar stap voor stap is veranderd volgens de taalwetenschappelijke reconstructie. Hieronder kun je alle vier de video's bekijken. Ze worden... Lees verder →

Toen zijn nog genderneutraal was

De Proto-Germaanse voorloper van ons bezittelijk voornaamwoord zijn was genderneutraal: *sīnaz kon ‘van hem’, ‘van haar’ en ‘van hen’ betekenen. Dat weten we doordat zijn nakomelingen in het Oudnoords, het Gotisch en het Oudengels, vroege Germaanse dochtertalen, nog steeds al die functies hadden, en in de huidige Noord-Germaanse talen, zoals het Noors en Zweeds, geldt dat tot op... Lees verder →

Gaarne, graag en gretig

Ze lijken op elkaar en zitten in dezelfde betekenishoek: gaarne, graag en gretig. Maar in hoeverre zijn deze woorden ook echt etymologisch verwant? Leestijd: 5 minuten. Gaarne Het woord gaarne boert achteruit. We vinden het nog weleens in formeel gesproken Nederlands maar vooral in wat formeler geschreven Nederlands. In informeler taalgebruik is het zeker in... Lees verder →

‘Zoet’ van 2500 v.C. tot nu

Uit het Proto-Germaanse *swōtija- ‘zoet’ is in de Westgermaanse talen een groot scala aan vormen ontstaan. In het Nederlands werd het woord bijvoorbeeld zoet, in het Engels sweet, in het Duits süß en in het Fries swiet. Hoe zijn al die verschillende vormen uit één en hetzelfde *swōtija- ontstaan? In dit artikel leg ik dat uit en... Lees verder →

Was en waren – rotacisme 1

Aan sommige bijzonderheden zijn we zo gewend dat ze ons nauwelijks opvallen. Neem de werkwoordsvormen was en waren. Het enkelvoud heeft een s, terwijl het meervoud een r heeft. Zijn is het enige werkwoord waarvan de verleden tijd zich zo gedraagt; in las en lazen zit bijvoorbeeld geen r. Een r vinden we dan weer... Lees verder →

Beleefdheid: slijtage en vervanging

Veel talen hebben naast een informele aanspreekvorm, zoals jij en tu, ook een beleefdheidsvorm, zoals u en vous. U-vormen gebruik je in formele situaties, tegenover iemand met een hogere status, tegenover vreemden van dezelfde of een hogere leeftijd, of om afstand te bewaren. Voor sprekers van het Nederlands en de Romaanse talen is dat de... Lees verder →

De ou en au, de ei en ij

Wie Nederlands leert lezen en schrijven, komt er niet onderuit: het verschil tussen ou en au en tussen ei en ij. In groep drie leerde ik welke woorden je met een 'otje-ou' schrijft en welke met een 'atje-au', en welke woorden een 'korte ei' hebben en welke een 'lange ij'. Dat was een hele opgave:... Lees verder →

Er was eens een er

Er - een klein maar veelzijdig en alomtegenwoordig woord. Moedertaalsprekers van het Nederlands verwerven het al jong en gebruiken het daardoor onbewust, maar wie de taal op latere leeftijd leert, heeft uitleg en oefening nodig om het gebruik van er goed onder de knie te krijgen. Buiten het Nederlands en de streektalen van Nederland en... Lees verder →

Maak een website of blog op WordPress.com

Omhoog ↑