Wat hebben een muilezel, een kraanvogel en een walvis met elkaar gemeen? Ze hebben dubbelopnamen. Oorspronkelijk heetten de dieren muil, kraan en wal, maar later werden de namen verlengd met -ezel, -vogel en -vis. In dit artikel vertel ik hoe dat zo is gekomen. Muil, kraan en wal Het woord muilezel komt van het Latijnse... Lees verder →
‘Zoet’ van 2500 v.C. tot nu
Uit het Proto-Germaanse *swōtija- ‘zoet’ is in de Westgermaanse talen een groot scala aan vormen ontstaan. In het Nederlands werd het woord bijvoorbeeld zoet, in het Engels sweet, in het Duits süß en in het Fries swiet. Hoe zijn al die verschillende vormen uit één en hetzelfde *swōtija- ontstaan? In dit artikel leg ik dat uit en... Lees verder →
Hempje, kump en zwaarder
In de standaardtaal is een klein hemd een hemdje, maar in het gesproken Nederlands hoor je vaak hempje. Op het eerste oog is dat een vreemde vorm: verkleinwoorden die eindigen op -pje verwacht je bij woorden als boom maar niet bij hemd, dat op een [t]-klank eindigt. Waar komt de [p] van hempje vandaan? Voor... Lees verder →
Dubbelvormen in nog meer talen
Vorige week heb ik een artikel geplaatst met doubletten in de Romaanse talen: woordparen met één woord dat rechtstreeks uit het Latijn komt en één woord dat later door ontlening nogmaals in dezelfde taal terecht is gekomen. Een voorbeeld is het Franse paar blâmer 'de schuld geven' en blasphémer 'lasteren': het eerste is een erfwoord,... Lees verder →
Dubbelvormen in zes talen
Afgelopen week heb ik op mijn Twitter-account elke dag een lijstje met doubletten uit een andere taal gepubliceerd. Doubletten zijn etymologische dubbelvormen: woorden die op een andere manier in de taal terechtgekomen zijn, van elkaar verschillen in vorm en betekenis, maar dezelfde herkomst hebben - in dit geval een Latijns woord. In dit artikel toon... Lees verder →
De vele gedaanten van ‘lijk’
Wat hebben lijk, gelijk, -lijk, (ge)lijken, liken, lichaam, litteken, likdoorn, zulk, elk en welk gemeen? Op het eerste gezicht alleen de letter l, maar er is meer: al deze woorden bevatten één en dezelfde woordstam. In dit artikel vertel hoe ik de bonte woordfamilie daaruit is ontstaan. Aan de basis van alle genoemde woorden ligt... Lees verder →
Lord en lady: broodmensen
Sommige samenstellingen van woorden raken zo vergroeid dat er na eeuwen slijtage geen samenstelling meer in te herkennen is. Dat is bijvoorbeeld gebeurd met de Engelse woorden lord en lady. Die stammen namelijk af van de Oudengelse samenstellingen hlāfweard en hlǣfdīġe. Hoe deze twee woorden zijn ontstaan, wat ze oorspronkelijk betekenden en hoe ze in... Lees verder →
Stier, toro en de s-mobile
Ons woord stier heeft dezelfde oorsprong als het Spaanse toro. Ook smelten en het Engelse to melt gaan terug op hetzelfde woord, net als strot en throat. Wat hebben die drie woordparen gemeen? Een van de twee woorden heeft steeds een s- die in het andere ontbreekt. Over die wisselvallige s- gaat dit artikel. Reconstructie... Lees verder →
Weg en wegen, schip en schepen
De meervoudsvorm van dag is dagen. In het meervoud wordt de a dus lang. Hetzelfde gebeurt bij weg en slot: wegen en sloten. In de meervoudsvorm van zak, bed en rok verandert de klinker daarentegen niet: zakken, bedden en rokken. Hoe komt het dat sommige woorden een lange meervoudsklinker hebben en andere niet? En waarom... Lees verder →
Oogst, augustus en de pluktijd
Het woord oogst gaat terug op hetzelfde woord als augustus: de Latijnse naam Augustus. In dit artikel vertel ik hoe dat precies zit. Je komt ook te weten wat het woord herfst, het Engelse to earn en het Friese earnje met dit thema te maken hebben. Verder maken we wat korte uitstapjes naar een aantal... Lees verder →