‘Zoet’ van 2500 v.C. tot nu

Uit het Proto-Germaanse *swōtija- ‘zoet’ is in de Westgermaanse talen een groot scala aan vormen ontstaan. In het Nederlands werd het woord bijvoorbeeld zoet, in het Engels sweet, in het Duits süß en in het Fries swiet. Hoe zijn al die verschillende vormen uit één en hetzelfde *swōtija- ontstaan? In dit artikel leg ik dat uit en... Lees verder →

Hempje, kump en zwaarder

In de standaardtaal is een klein hemd een hemdje, maar in het gesproken Nederlands hoor je vaak hempje. Op het eerste oog is dat een vreemde vorm: verkleinwoorden die eindigen op -pje verwacht je bij woorden als boom maar niet bij hemd, dat op een [t]-klank eindigt. Waar komt de [p] van hempje vandaan? Voor... Lees verder →

Gered van een wisse dood

Klankveranderingen kunnen het woorden soms knap lastig maken. Compleet verschillende woorden kunnen namelijk hetzelfde gaan klinken. Dat gebeurde in het Oudfrans met de Latijnse werkwoorden necāre 'doden; verdrinken' en negāre 'ontkennen': door de klankveranderingen die optraden, veranderden ze allebei in noiier. Dat werkwoord ging daardoor zowel 'verdrinken' als 'ontkennen' betekenen - vrij onhandig. In zulke... Lees verder →

De vele gedaanten van ‘lijk’

Wat hebben lijk, gelijk, -lijk, (ge)lijken, liken, lichaam, litteken, likdoorn, zulk, elk en welk gemeen? Op het eerste gezicht alleen de letter l, maar er is meer: al deze woorden bevatten één en dezelfde woordstam. In dit artikel vertel hoe ik de bonte woordfamilie daaruit is ontstaan. Aan de basis van alle genoemde woorden ligt... Lees verder →

Lord en lady: broodmensen

Sommige samenstellingen van woorden raken zo vergroeid dat er na eeuwen slijtage geen samenstelling meer in te herkennen is. Dat is bijvoorbeeld gebeurd met de Engelse woorden lord en lady. Die stammen namelijk af van de Oudengelse samenstellingen hlāfweard en hlǣfdīġe. Hoe deze twee woorden zijn ontstaan, wat ze oorspronkelijk betekenden en hoe ze in... Lees verder →

Stier, toro en de s-mobile

Ons woord stier heeft dezelfde oorsprong als het Spaanse toro. Ook smelten en het Engelse to melt gaan terug op hetzelfde woord, net als strot en throat. Wat hebben die drie woordparen gemeen? Een van de twee woorden heeft steeds een s- die in het andere ontbreekt. Over die wisselvallige s- gaat dit artikel. Reconstructie... Lees verder →

Weg en wegen, schip en schepen

De meervoudsvorm van dag is dagen. In het meervoud wordt de a dus lang. Hetzelfde gebeurt bij weg en slot: wegen en sloten. In de meervoudsvorm van zak, bed en rok verandert de klinker daarentegen niet: zakken, bedden en rokken. Hoe komt het dat sommige woorden een lange meervoudsklinker hebben en andere niet? En waarom... Lees verder →

Oogst, augustus en de pluktijd

Het woord oogst gaat terug op hetzelfde woord als augustus: de Latijnse naam Augustus. In dit artikel vertel ik hoe dat precies zit. Je komt ook te weten wat het woord herfst, het Engelse to earn en het Friese earnje met dit thema te maken hebben. Verder maken we wat korte uitstapjes naar een aantal... Lees verder →

Ik-woorden: deel 1 – het West-Germaans

Dat ons woord ik verwant is aan het Engelse I en het Duitse ich, zal niemand verbazen. Er zijn ook overeenkomsten te zien met wat verdere familieleden, zoals het Noorse eg en het IJslandse ég. Stappen we de grens over naar het domein van de Romaanse talen, dan lijken we met heel andere woorden te... Lees verder →

Lamb en lam, koning en koninklijk

In het Nederlands noemen we een jong schaap een lam. Als zijn geestelijke capaciteiten teleurstellen, noemen we het ook dom. In het Duits is het dan een Lamm dat dumm is, en in het Engels een lamb dat dumb is. Al die woorden eindigen in de uitspraak op een /m/, maar in het Engels schrijf... Lees verder →

Maak een website of blog op WordPress.com

Omhoog ↑