Germaans uit de tiende eeuw: Oudengels

De afgelopen maand heb ik opnames geplaatst in het Noordwestgermaans van de vijfde eeuw n.C. en het Gotisch van de vierde eeuw. Vandaag is het de beurt aan het Oudengels van de tiende eeuw n.C. Na een korte inleiding op het Oudengels hoor je een gedicht in de gereconstrueerde uitspraak.

Oudengels

Oudengels noemen we de fase van het Engels tussen de zevende eeuw en 1066. Het is ook bekend onder de naam Angelsaksisch, omdat de taal meegebracht was door de Germaanse volkeren die in de vijfde eeuw n.C. naar Groot-Brittannië kwamen vanuit Noordwest-Europa. Van oudsher worden zij Angelen en Saksen genoemd, maar er zaten ook Juten en Friezen bij.

Het Oudengels was geen homogene taal. Het bestond uit vier hoofddialecten: het West-Saksisch, het Anglisch, het Northumbrisch en het Kentisch. Van het West-Saksisch is het meeste materiaal overgeleverd. Het is dan ook het dialect waar de meeste handboeken van uitgaan. Het huidige Engels vindt zijn oorsprong echter vooral in het Anglisch.

Keerpunt

Het jaar 1066 als eindpunt van het Oudengels klinkt erg specifiek, maar daar is een reden voor: het was het jaar van de Normandische invasie van Engeland. Na die verovering kwam er een elite aan de macht die Normandisch Oudfrans sprak. Die taal heeft een enorme invloed gehad op de Engelse woordenschat.

In de tijd na de verovering zijn er zo’n tienduizend Normandische woorden in het Engels terechtgekomen. Voorbeelden zijn money (van moneie), to count (van conter), beef (van beof), squirrel (van esquirel), castle (van castel) en aunt (van aunte).

Vóór die tijd heeft het Engels ook woorden overgenomen uit andere talen, maar lang niet zo veel. Het zijn vooral Latijnse woorden uit de Romeinse tijd (zoals butter van būtȳrum) en Oudnoordse woorden die met de Vikingen mee zijn gekomen (zoals husband van húsbóndi ‘meester van het huis’).

Wat Germaanser dan nu

Veel Germaanse erfwoorden zijn verdrongen door Franse vervangers. Daardoor heeft het Engels bijvoorbeeld geen evenknie meer van (ge)lijken en het Duitse gleichen: het Oudengelse ġelīcian heeft het niet overleefd en is vervangen door to resemble (van resembler). Voice ‘stem’ komt van het Oudfranse vois en dat verving stefn, dat verwant is aan stem en Stimme. Ārlīċ ‘eerlijk’ werd honest, styċċe ‘stuk’ werd piece, en earm ‘arm’ werd poor.

Als het Engels van vóór 1066 nog niet verfranst was, leek het dan ook meer op het Nederlands en het Duits? Destijds wel: de overeenkomsten tussen het Oudengels, Oudnederlands en Oudhoogduits waren nog groot. Maar voor ons in 2022 is het Oudengels toch een wereld apart. Er zijn zeker woorden die we met wat goede wil herkennen – neem sweart ‘zwart’ en fugol ‘vogel’ – maar je moet kennis van de taal hebben om echt teksten te kunnen lezen.

Oudengels schrijven

Het Oudengels werd geschreven met het Latijnse alfabet – het onze dus – maar er waren enkele letters aan toegevoegd. Het Latijnse alfabet was en is namelijk niet toereikend voor de Germaanse talen, want die hebben veel meer klinkers en medeklinkers dan het Latijn had.

De Oudengelse taal werd fonemisch geschreven. Dat wil zeggen: het was geen fonetisch schrift maar zo goed als alle klanken die een betekenisverschil konden maken, hadden een eigen schrijfwijze. De spelling was dus zeker niet de puinzooi die ze in het huidige Engels is.

Bijzondere letters

Een klinkerteken dat wij niet kennen is de ash: æ. Het is een ligatuur van de a en de e. De ash moet gestaan hebben voor een klank die tussen de [a] van maan en de [ɛ] van bed in zat: fonetisch [æ] (ja, hetzelfde teken). Die klank bestaat nog steeds, bijvoorbeeld in black [blæk] dat van blæc [blæk] komt.

De þ (genaamd thorn) en de ð (edh) waren twee letters voor dezelfde klank: [θ] als in het Engelse thin aan het woordbegin en op het woordeind, en [ð] als in this tussen klinkers. Ze werden door elkaar gebruikt. In moderne tekstedities wordt voor de eenvoud vaak alleen de thorn geschreven. De voorloper van that werd in het Oudengels als þæt en als ðæt geschreven, maar beide klonken als [θæt], dus nog met de stemloze medeklinker van thin. In moderne uitgaven zie je vooral þæt.

Moderne leestekens

Toch is ook het aangepaste alfabet nog niet toereikend. Het Oudengels maakte namelijk onderscheid tussen lange en korte klinkers en tweeklanken, maar dat verschil kwam niet tot uitdrukking in de spelling. Voor de Angelsaksen was dat geen probleem, maar voor ons wel, want het is onze moedertaal niet. Daarom wordt er vaak een macron, een streepje, op de lange klinkers en tweeklanken gezet: wæs ‘was’ versus wǣran ‘waren’, en seah ‘zag’ versus flēah ‘vloog’.

Ook de c en g konden elk voor twee verschillende klanken staan. In tegenstelling tot het Frans, waar je de klank kunt voorspellen aan de hand van de klinker die erop volgt (ciel spreek je uit met een [s] maar cou met een [k]), moet je kennis hebben van de woordherkomst om te weten hoe een c of een g in een Oudengels woord klonk.

Hoe dan precies?
In ic 'ik' klonk de c bijvoorbeeld als de tsj-klank [tʃ], maar in blæc als een [k]. In weg 'weg' was de g een [j] maar in wegas 'wegen' was het de stemhebbende wrijfklank [ɣ], ongeveer als in de Zuid-Nederlandse uitspraak van wegen. In moderne edities worden de [tʃ]- en [j]-klank met een puntje gemarkeerd: iċ en weġ.

Reconstructie

Er is nog veel meer over het Oudengels te vertellen, maar daar zijn handboeken beter in dan ik. We gaan daarom door naar de audio-opname die ik gemaakt heb in de gereconstrueerde uitspraak van het Oudengels.

Het klanksysteem van die taal is goed onderzocht. Hoewel we natuurlijk nooit zullen weten hoe het Oudengels precies klonk, hebben taalhistorici een goede schatting kunnen maken. Op basis van de klanken die zij hebben voorgesteld en hebben genoteerd in het Internationaal Fonetisch Alfabet, heb ik mijn opname gemaakt.

De Exeter-raadsels

Ik heb ervoor gekozen om een stukje op te nemen van het Exeterboek, het grootste Oudengelse boekwerk dat we hebben, geschreven in het West-Saksisch. Het bevat onder andere meer dan negentig raadsels in dichtvorm. Die worden gekenmerkt door alliteratie, een herhaling van medeklinkers in de beklemtoonde lettergrepen. Een Nederlands voorbeeld is de tongbreker Liesje leerde Lotje lopen langs de lange lindelaan. In de uitgekozen tekst hoor je [w]’s, [s]’en en [f]’en allitereren.

Het stuk dat ik op heb genomen, is raadsel 51. Het gedichtje gaat over een pen en drie vingers. Hieronder kun je het beluisteren. De Oudengelse tekst gaat vergezeld van een vrij letterlijke en dus verre van poëtische Nederlandse vertaling.

9 gedachten over “Germaans uit de tiende eeuw: Oudengels

Voeg uw reactie toe

  1. Mooi gedaan. Ik heb altijd gedacht dat Nederlanders een ingebouwd voordeel hebben wanneer het gaat om oud Engels (en tot mindere mate middel Engels). Toen ik voor het eerst Chaucer hoorde op de radio leek het alsof een Nederlands kind de engelse tekst aan het uitspreken was. “Knight” bijvoorbeeld. Of “whan in april”. Voor Engelsen en Amerikanen is dat zo veel moeilijker. De reconstructie van het geluid is natuurlijk het meest betrouwbaar wanneer het schrijfsysteem nieuw is voor de gesproken taal, bijvoorbeeld de monniken die het Latijnse schrijfsysteem voor het eerst op de oud Engelse spreektaal gingen gebruiken.

    Geliked door 1 persoon

    1. Hartelijk dank!
      Ja, op bepaalde punten hebben we zeker een streepje voor. Laatst besefte ik dat de combinatie [kn] aan het lettergreepbegin ook erg lastig is voor Engelstaligen doordat hij in die positie niet meer in de taal voorkomt. De naam van het pretpark Knoebels, waarin de k moet klinken, wordt bijvoorbeeld uitgesproken met een doffe [ə] tussen de [k] en de [n].

      Like

      1. Die “kn” situatie is al heel oud. De Engelsen hebben hun king Canute, en zo werd zijn naam in zijn eigen tijd al gespeld. Maar metzijn Vikingse komaf is dat dus eigenlijk gewoon koning Knuth. Dus toen al konden de k en de n niet meteen op elkaar volgen.

        Ik zag trouwens dat U de uitspraak voor “ic” als “itsch” aangeeft. Zo heb ik zelf ook in de leerboeken gezien, maar ik heb de reden daarvoor nooit begrepen. In het Nederlands is de k aan het eind van het woord ‘ik’ nooit een probleem geworden, in het Duits heeft het woord “ich” een ichlaut aan het einde. In Duits dialekt word “ich habe” somes “i hob”, waar de ichlaut gaandeweg is verdwenen, misschien via een “zachte g’. De reis van ‘ic’ met een k klank, naar ‘ich’ met een ichlaut, naar ‘ig’ met een zachte g, naar ‘i’ (allemaal lange i’s) bij zichzelf, naar het moderne “I” na de great vowel shift, lijkt me veel waarschijnlijker dan de ‘ik’ naar ‘itsj’ naar ‘I’.

        Geliked door 1 persoon

      2. Wat ‘iċ’ and ‘I’ betreft: het klopt dat het hedendaagse ‘I’ niet afstamt van ‘iċ’ uitgesproken als [ietsj]. ‘Iċ’ was namelijk de West-Saksische vorm. De [k] was in een [tsj]-klank veranderd door de i, een proces dat palatalisatie heet. Het is hetzelfde proces dat heeft gezorgd voor ‘chin’ tegenover ons ‘kin’.
        Het huidige ‘I’ stamt af van de Anglische vorm ‘ih’, die werd uitgesproken als [iech], met hoogstwaarschijnlijk een zachte [ch], zoals in Zuid-Nederland. Later is die [ch]-klank verdwenen en werd de i gerekt ter compensatie, waarna hij uiteindelijk tijdens de Great Vowel Shift een tweeklank werd. Hetzelfde is gebeurd met woorden als ‘niht’ > ‘night’ en ‘kniht’ > ‘knight’.
        Hoe ‘ih’ precies is ontstaan, weet ik niet. Het Oudengels heeft de Oudhoogduitse klankverschuiving (*ik > ‘ich’, *bōk > Buch’ etc.) immers niet gekend.

        Like

      3. chin en kin is inderdaad een overtuigend voorbeeld.

        (Ik neem aan dat mijn geschreven Nederlands er vreemd uitziet – ik spreek en schrijf al zo’n halve eeuw in het Engels (Noord Amerika) en vind het leuk om zo nu en dan mijn Nederlands weer eens te proberen. Linguistiek en talen leren is een hobby, maar heb daar geen formele opleiding in)

        Ik vind Uw werk, met het brede bereik van talen, erg interessant.

        Geliked door 1 persoon

  2. Als je het moderne Engels uitspreekt zoals het er staat, dus zonder de Great Vowel Shift toe te passen, krijg je in feite de Middelengelse uitspraak terug. Omdat de huidige spelling van het Engels nog steeds op de uitspraak van het Middelengels is gebaseerd.

    Like

  3. Beste Yoin (met puntjes), twee punten: zeg je Oudnoords of Oudnoors als je praat over woorden die meegekomen zijn met de Vikingen naar Engeland?

    Ik heb aan Cultuurtoren Honsoirde gevraagd of ik 4 oktober er bij kan zijn omdat ik interesse heb in het Oudengels maar ik heb nog geen antwoord gekregen. Is dat wellicht mogelijk?

    Like

    1. Beste Carla,
      Dank je wel voor je bericht en voor je interesse in een deel van mijn cursus. Gisteravond om 20:50 heb je als het goed is antwoord gekregen van CUltuurtoren Honsoirde. De cursus gaat jammer genoeg niet door vanwege onvoldoende aanmeldingen.
      Het Oudnoords was inderdaad de taal die de mensen uit Scandinavië spraken. Engelse voorbeelden van Oudnoordse leenwoorden zijn ‘egg’, ‘skirt’, ‘to give’ en ‘they’.
      (De term ‘Oudnoors’ werd vroeger veel gebruikt maar is nu in de wetenschap vervangen door ‘Oudnoords’ om verwarring met het Noors van Noorwegen te voorkomen.)
      Hartelijke groet,
      Yoïn van Spijk

      Like

Plaats een reactie

Maak een website of blog op WordPress.com

Omhoog ↑