Teekenen en loopen

Wie in de vorige jaren twintig naar school ging, leerde dat teekenen en loopen met een dubbele e en o geschreven werden. Werden de e en o in alle woorden dubbel gespeld? Nee: tegenover teekenen, deelen en beenen stonden rekenen, geven en eten. En loopen, oogen en boomen hadden twee o’s, maar in stoken, noten en zonen zat er maar één. Hoe zit dat?

Het onderscheid tussen de dubbele en enkele e en o gaat terug op een klankverschil. Lang geleden klonk de ee van teekenen anders dan de e van rekenen, en de oo van loopen anders dan de o van stoken. Het was een zogenoemd fonematisch onderscheid: een klankverschil dat ook een betekenisverschil kon maken. Kolen klónk niet alleen anders dan koolen, het betékende ook iets anders: met kolen stookte je de kachel en van koolen kookte je eten.

Onderstaande video laat de ontwikkeling van deze klinkers in de afgelopen 2.500 jaar horen. Onder de video vertel ik er alles over en gaan we via de negentiende eeuw, het Middelnederlands en het Oudnederlands terug naar het Proto-Germaans.

De spelling van 1863 tot 1934: enkele en dubbele e’s en o’s
In 1863 publiceerden De Vries en Te Winkel hun Grondbeginselen der Nederlandsche spelling. In 1864 (Vlaanderen) en 1883 (Nederland) werd die schrijfwijze ingevoerd in het onderwijs. De spellingregels dicteerden dat rekenen met een enkele e in de eerste lettergreep geschreven werd en teekenen met een dubbele. Stoken had één o en loopen had er twee. Ook vóór De Vries en Te Winkel werd dat spellingsonderscheid in veel werken gemaakt, bijvoorbeeld in de Statenvertaling van de Bijbel uit 1637.

De dubbele klinkers worden in de literatuur vaak scherplang genoemd en de enkele zachtlang. Die termen zal ik in dit artikel ook hanteren.

Bij de invoering van de spelling van De Vries en Te Winkel was het Standaardnederlands het uitspraakonderscheid tussen de scherplange en de zachtlange klinkers al enige tijd verloren – net zoals het uitspraakonderscheid tussen ij en ei. Als schoolkind moest je dus uit je hoofd leren welke e’s en o’s dubbel waren en welke enkel. Gelooven had twee o’s en beloven één. Ze rooken de ham schreef je als je wilde zeggen dat ze het vlees in de rook hangen, maar bedoelde je dat de geur van de ham hun neus bereikte, dan schreef je ze roken de ham.

Wat dat onderscheid lastiger maakte dan het verschil tussen ij en ei, was dat in gesloten lettergrepen alle e’s en o’s dubbel geschreven werden. Aan ik schoot zag je dus niet of het meervoud wij schoten of schooten moest zijn. (Schoten is het goede antwoord.)

In bepaalde regio’s konden mensen wel hun dialect raadplegen – als ze daar althans een link mee legden. In veel dialecten bestaat er namelijk een uitspraakverschil tussen de scherplange en zachtlange klinkers. Drie voorbeelden:
– Alblasserdam, Tilburg: têkene [tɪːkənə] (als in heren) vs. rekene [reɪ̯kənə]
– Twente: tkenen [tɪə̯kənn̩], [tɪə̯kŋ̩] vs. rekkenen [rekənn̩~rækənn̩], [rekŋ̩~rækŋ̩]
– Antwerpen: tieëkene [tiə̯kənə] vs. reikene [rɛɪ̯kənə]
– Maastricht: teikene [tɛːkənə] (als in beige) vs. rekene [ʀeːkənə]

Waarom hadden De Vries en Te Winkel voor het spellingsonderscheid gekozen? De scherplange klinkers hadden een andere herkomst dan de zachtlange. Ze werden in veel streektalen nog steeds verschillend uitgesproken – en nu dus nog.

Hoe zit het precies met die herkomst? We gaan een aantal eeuwen terug in de tijd: naar het Middelnederlands.

Het Middelnederlands: lange klinkers en tweeklanken
In het Middelnederlands werden de scherplange klinkers duidelijk in de uitspraak onderscheiden van de zachtlange. De scherplange waren namelijk tweeklanken met als tweede deel een stomme e. Teekenen moet uitgesproken zijn als teeëkenen [teə̯kənən], loopen als looëpen [loə̯pən]. De uitspraak ligt daar in veel dialecten nog altijd dicht bij. Klik op de video om de woorden te beluisteren:

De zachtlange klinkers waren ‘gewoon’ lang. De e en o van rekenen [reːkənən] en stoken [stoːkən] zullen geklonken hebben zoals ze nu nog in de Belgische variëteit van het Standaardnederlands worden uitgesproken.1 (Ze klonken dus niet als eej [eɪ̯] en oow [oʊ̯].) Klik voor een voorbeeld:

De spelling was in de Middelnederlandse periode overigens een rommel. Zowel de scherplange als de zachtlange o verschijnt als o, oo, oe of oi (denk aan plaatsnamen als Oirschot, Oisterwijk), en de beide e’s vinden we terug als e, ee, ey of ei.

De scherplange en zachtlange klinkers werden dus verschillend uitgesproken. Maar waar kwam dat verschil vandaan? We doen nog een stap terug en gaan door naar het Oudnederlands.

Het Oudnederlands: korte klinkers en lange klinkers
De Middelnederlandse zachtlange klinkers waren in het Oudnederlands nog kort. Rekanon werd dus met een korte e uitgesproken, zoals de é in het Franse étoile. Daarnaast waren er woorden met een korte i, die klonk als in ons woord idee; een voorbeeld daarvan is livon, de voorloper van leven.

De voorloper van stoken was stokon. Dat woord had tweemaal een korte o. Er waren ook woorden met een korte u, uitgesproken als in Sudan; een voorbeeld daarvan is suno, de voorloper van zoon. Beluister hieronder rekanon en stokon:

In de periode 1150-1200 trad een grote verandering op: toen werden de Oudnederlandse korte e, i, o en u in beklemtoonde open lettergrepen gerekt. Rekanon met een korte e werd toen rekenen met een lange e, livon werd leven, stokon werd stoken en suno werd sone.

Die rekking verklaart waarom weg en schip (gesloten lettergreep) een korte e en i hebben en wegen en schepen (open lettergreep) een lange e, en waarom slot het meervoud sloten heeft. In de gesloten lettergreep van het enkelvoud kon de e niet gerekt worden; in het meervoud wel.

De Middelnederlandse scherplange tweeklanken waren in het Oudnederlands nog lange klinkers:

In de overgang naar het Middelnederlands vond er dus een stoelendans plaats: de lange klinkers werden tweeklanken en de korte klinkers namen de vrijgekomen plaats van de lange klinkers in door zelf lang te worden. In onderstaand schema staan de ontwikkelingen bij elkaar. Daarna gaan we nog één stap terug in de tijd: naar het Germaans.

Het Proto-Germaans: korte klinkers en tweeklanken
Onze laatste halte is het Proto-Germaans, de gereconstueerde Germaanse oertaal, die zo rond 500 v.C. werd gesproken. Tussen het Proto-Germaans en het Oudnederlands zat dus meer dan duizend jaar.

De Oudnederlandse lange klinkers van tēkanen en lōpan waren in het Proto-Germaans nog tweeklanken: *taiknijaną en *hlaupaną. Beluister ze hier:

In onderstaand schema staan enkele andere Proto-Germaanse tweeklankwoorden met hun moderne nazaten:

De voorlopers van rekenen en stoken hadden een korte klinker, net als in het Oudnederlands: *rekanōną en *stukōną. Dat laatste woord had nog niet de o van het Oudnederlandse stokon maar een u.

In onderstaand schema staan enkele korte-klinker-woorden met hun nazaten:

Terug naar nu
Met de samenval van de scherplange en zachtlange klinkers in het Standaardnederlands kwam er een einde aan een verschil dat in de gehele geschiedenis van onze taal bestaan had. Toen de Spelling-Marchant in 1946 en 1947 bij wet werd ingevoerd in Vlaanderen en Nederland, verdwenen de laatste resten van het onderscheid – in het Standaardnederlands althans; in veel dialecten leeft het zoals gezegd nog.

In het accent dat in West- en Midden-Nederland dominant is, zijn de e en o opnieuw tweeklanken geworden: eej [eɪ̯] en oow [oʊ̯]. Dat is de uitspraak die ook bij ons in Midden-Brabant gebruikelijk is en die ik in de chronologievideo gebruik bij de fase Nederlands. In het Poldernederlands, het van oorsprong Randstedelijke accent dat alomtegenwoordig is in de Nederlandse media, neigen die eej en oow zelfs naar ei [ɛɪ̯] en ou [ɔʊ̯]: reikene, teikene, stouke en loupe. In Vlaanderen en in Oost-Nederlandse streken als Twente en Limburg gebruiken mensen in het algemeen eenklanken als ze Standaardnederlands spreken.

Het Engels en het Duits
Het voert te ver om in dit artikel ook de geschiedenis van de verwante klinkers in het Engels en Duits te bespreken, ook omdat die wat complexer is dan de Nederlandse ontwikkeling. Toch vermeld ik dat in die talen de Proto-Germaanse ai en au in veel gevallen op hun eigen manier onderscheiden zijn gebleven van de e/i en u2:

  1. Het is ook mogelijk dat ze opener waren, richting de huidige klinkers van blèren [ɛː] en zone [ɔː].
  2. De situatie is niet zo zwart-wit als bovenstaande afbeelding doet vermoeden. Zo is de Proto-Germaanse au in het Duits voor bepaalde medeklinkers gewoon een lange o geworden: *grautaz > groß, *ausô > Ohr etc. En in het Engels worden great, ear en leap weliswaar met dezelfde ea geschreven, maar we hebben te maken met drie verschillende klinkers: /eɪ̯/, /ɪə̯/ en /iː/.

Plaats een reactie

Maak een website of blog op WordPress.com

Omhoog ↑